In deze nieuwe reeks maak je kennis met de basis van het creatief schrijven. Een must voor nieuwkomers en een handige aanvulling voor wie meer ervaring heeft.
Laat het zien
Voor het schrijven van fictie gelden een aantal grondbeginselen. Als je net begint met schrijven, is het een must om je hierin te verdiepen. Voor wie al langer bezig is, is het een handig lijstje om zo nu en dan naar terug te grijpen om te checken of je geen dingen vergeet. In het derde deel behandelt Kathy Mathys: conflict en plot.
Op tweederde (kopje)
Nu ik tweederde van mijn nieuwe roman heb geschreven, bekruipt me de onrust. Zou het lukken om alles kloppend te maken, maar ook weer niet te kloppend? Een verhaal mag wel wat rafelranden hebben. Net als bij het schrijfproces van mijn vorige boek weet ik waar ik heen wil, welke confrontaties de personages staan te wachten. Alleen moet ik nog ontdekken hoe de personages zullen reageren, waar het allemaal zal op uitdraaien. Dat ik enkel een vermoeden heb van hoe dat derde deel eruit komt te zien, is zowel avontuurlijk als eng.
Net als de vorige keer begin ik niet meteen aan dat derde deel. Ik herlees alles wat ik heb en laat dan de dingen bezinken. Niet enkel het manuscript in wording neem ik volledig door, ook elke notitie die ik heb gemaakt, elke gedachte die ik heb neergeschreven. Ik laat alles bezinken voor minstens een paar weken. Ik wil immers dat het laatste deel op een organische manier ontstaat. Mijn personages moeten mij op sleeptouw nemen, ik ben niet langer de poppenspeler die hen aanstuurt.
Misschien heb jij al een roman geschreven, misschien ook niet. Heb je een verhaal gemaakt, kort of lang, en ben je beland op tweederden zonder te weten waar het heen moet? Misschien helpen deze tips je dan verder:
– Herlees wat je hebt geschreven. Beperk je niet tot je verhaal. Bekijk ook het krantenartikel dat je inspireerde tot het verhaal. Herlees je notities. Laat alles bezinken. Het onderbewuste doet zijn werk.
– Op dit punt van het schrijfproces doe ik vaak wat research. Ik lees bijvoorbeeld nog wat rond het beroep van een personage of over de regio waar het verhaal zich afspeelt. Momenteel lees ik enkele boeken die over de zee gaan, een van mijn personages is botanisch tekenaar van wieren. Soms kom ik daardoor op nieuwe inzichten voor het vervolg of ontdek ik iets wat in het eerste deel van het boek moet staan en uiteindelijk ook belangrijk blijkt voor de ontknoping.
– Teken, wandel, speel, ontspan. Veel schrijvers krijgen koudwatervrees eenmaal ze dat moeilijke laatste stuk moeten aanvatten. Wees lief voor jezelf. Besef dat het een hele klus is, dat je veel vraagt van je lijf en leden. Neem diep adem en ga er dan voor zitten.
– Je hebt echt wel meer dan één kans om het verhaal af te maken. Het is niet zo dat de eerste aanzet meteen de juiste moet zijn. Zelfs beroemdheden als Charles Dickens schreven meerdere versies van hun romans, en dan meer bepaald van het einde. Een bekend voorbeeld hiervan is het vaak verfilmde Great Expectations.
Opwarming (kopje)
Oefening 1:
Heb je geen research gedaan voor je verhaal en loop je vast op tweederde van de tekst? Ga dan alsnog wat lezen, researchen of breng een bezoek aan een plek die belangrijk is in je verhaal. Wie weet kom je op nieuwe ideeën.
Oefening 2:
Vaak stranden verhalen omdat ze te vol zijn of juist te weinig conflictstof bevatten. Kijk eens hoe dat zit bij jouw tekst. Zitten er te veel personages in of juist te weinig? Wat heeft je verhaal nodig? Dien je iets te schrappen of juist toe te voegen?
Wat is het conflict? (Kopje)
Er zijn tientallen manieren om een verhaal te laten ontstaan. Misschien kwam jij tijdens de zomervakantie op een pleintje dat zo fabelachtig was dat je erover wil schrijven. Misschien las je een bericht dat aan je blijft knagen. Verhalen kunnen beginnen met een sfeer, een beeld, een zin enzovoorts. Blijft dat beginingrediënt je bezighouden, ga er dan mee spelen. Misschien dienen zich andere dingen aan die te maken hebben met dat beginingrediënt. Laat het allemaal maar een tijdje gisten en ga dan op zoek naar het conflict.
Elk verhaal heeft nu eenmaal conflict nodig, hoe groot of klein ook. In een roman als Lord of the Rings is het duidelijk dat alles draait rond de strijd tussen de goeden (Frodo & co) en de slechten (Sauron, de aanhangers van Mordor). Een conflict kan ook minder groots, eventueel inwendig, zijn. Als je personage moeilijk contact maakt met de buitenwereld, dan kan de dramatische vraag als volgt luiden: zal het hem lukken een praatje aan te knopen met het aardige buurmeisje op wie hij stiekem een oogje heeft?
Oefening 3:
Stel dat je al een tijdje werkt aan je verhaal, probeer dan eens de zogenaamde dramatische vraag te formuleren. Hieronder staan een aantal voorbeelden van dramatische vragen:
– Zal het Roodkapje lukken om veilig en wel het huis van haar grootmoeder te bereiken?
– Zal Elizabeth Bennet wel of niet trouwen met meneer Darcy?(Pride & Prejudice)
Heb je nog geen idee voor een verhaal, ga dan op zoek naar een foto van een potentieel personage. Denk na over een naam voor je personage, denk na over de leeftijd, het grote verlangen, de angsten die hem of haar bezighouden, de dingen die hem blij maken of juist ongelukkig. Eventueel kan je nog een stukje freewriten over hoe een gewone dag van dit personage eruitziet. Formuleer dan de dramatische vraag.
Tip: vaak ontstaat de dramatische vraag uit het nadenken over een gewone dag van het personage. Stel dat je personage elke dag dezelfde weg aflegt van huis naar school. Vandaag loopt het anders dan normaal. Misschien ontmoet je personage iemand, komt hij op een plek waar hij nooit eerder geweest is. Laat je verbeelding los op je personage.
De openingsscène (kopje)
In haar schrijfklassieker Wie schrijft… (Write Away) somt Elizabeth George op welke elementen de openingsscène van een roman/verhaal dienen te bevatten. Noem de naam van het personage, laat iets van zijn karakter zien, licht een tipje van de sluier wat de plot betreft. Ook: zorg ervoor dat de lezer nieuwsgierig wordt, zorg voor een mysterieus element.
Dat is nogal wat. Een mens zou van minder nerveus worden. Ik denk dat het begin vooral nieuwsgierig dient te maken. Je wil een lezer verleiden om toe te treden tot de verhaalwereld, maar in de eerste plaats moet je er als schrijver zelf zin in krijgen. Zorg er dus voor dat je zelf nieuwsgierig wordt naar het vervolg.
Oefening 4:
Voor deze oefening kan je dezelfde foto/hetzelfde personage gebruiken als in oefening drie. Heb je nog geen foto gekozen, doe dat dan nu of ga aan de slag met een nieuw personage dat je in gedachten hebt. Formuleer, als je dat nog niet gedaan hebt, de dramatische vraag.
Schrijf nu een stukje dat de openingsscène van een verhaal zou kunnen vormen. Leg je zelf niet te veel druk op. Je kan nog altijd alles veranderen.
De vorm van verhalen (kopje)
Wanneer je begint te letten op de structuur van verhalen, dan valt het op dat de meeste drie delen bevatten. Aristoteles schreef in zijn Poetica over die drieledige structuur:
Het begin: hierin introduceer je de personages, de setting en het begin van het conflict. Dit begin bedraagt ongeveer een vierde van de totale tekst.
Het midden: hier verdiep je de personages, het conflict begint te escaleren, steeds meer moeilijkheden stapelen zich op. Dit deel bevat ongeveer de helft van de tekst.
Het einde: de crisis leidt tot een climax. Eventueel laat je nog de gevolgen zien van deze climax. Dit deel bevat ongeveer een vierde van de tekst.
Denk maar eens terug aan een boek dat je laatst las of een film die je bekeek op Netflix: de kans is groot dat je deze vorm herkent. Toch zijn er veel variaties mogelijk. Zo is de vorm van korte verhalen vaak anders: het begin en het eind zijn minder uitgesponnen.
Natuurlijk kan je gaan experimenteren met de vorm. Toch is het goed om op zijn minst een keer een verhaal te schrijven dat min of meer klassiek is.
Oefening 5:
Schrijf nu het vervolg op de openingsscène. Schrijf door tot aan het eind van het begin (het eerste deel van een klassiek verhaal).
To plot or not to plot? (kopje)
De ene schrijver maakt een uitgebreide outline van het verhaal alvorens te beginnen, de andere baant zich liever een weg doorheen de mist. Ik raad mijn schrijvers aan om op zijn minst enkele ’tentpalen’ uit te zetten. Die term haalde ik uit The Everything Guide to Writing Your First Novel van Hallie Ephron. De tentpalen zijn de sleutelscènes van je verhalen, de momenten waarop er iets dramatisch gebeurt of waarop de dingen veranderen.
De eerste tentpaal is de openingsscène.
De tweede tentpaal is het keerpunt aan het eind van het begin.
De derde is het keerpunt aan het eind van het midden.
Volgens Ephron is het handig om al na te denken over de climax (de vierde tentpaal) en het slot (de vijfde tentpaal). Ik vind dit onnatuurlijk werken. Volgens mij kan je maar beter meelopen met de personages eenmaal je het eind nadert. Voor mij helpt die derde tentpaal om mijn verhaal richting te geven. Wees wel flexibel tijdens het schrijven. Misschien moet je bijsturen, van richting veranderen.
Oefening 6:
Sean Murphy en Tania Casselle hebben een uitstekende oefening verzonnen om na te denken over die tentpalen. Ze staat in het schrijfboek Now Write! Fiction Writing Exercises from Today’s Best Writers and Teachers.
Ga zitten met je notitieboek en ga freewriten over de volgende vragen. Aan elk van de vragen besteed je 5 minuten.
1) Waar begint je verhaal?
2) waarvan hangt alles af?
3) Beschrijf het moment waarop alles verandert.
4) Wat maakt de dingen ingewikkelder?
5) Wat willen de personages in je verhaal?
6) Waar gaat het heen?
Het is handig om deze freewrites te doen op verschillende momenten van het schrijfproces. Je zal steeds nieuwe ideeën ontwikkelen.
Kathy Mathys is schrijfster, literair journalist en docent creatief schrijven. www.kathymathys.nl