Start to Write 1: Het personage (Schrijven Magazine)

Start to write

 

In deze nieuwe reeks maak je kennis met de basis van het creatief schrijven. Een must voor nieuwkomers en een handige aanvulling voor wie meer ervaring heeft.

 

Het personage ontkleed

 

Schrijftijd vinden (kopje)

 

Vorig jaar, rond deze tijd, schreef ik in mijn dagboek: ‘Ik heb het! Woensdag en donderdag: roman schrijven. Maandag, dinsdag en zaterdag: lesgeven en journalistiek werk.’ Ik klonk euforisch, meende eindelijk dé manier te hebben ontdekt om mijn week in te delen. Een jaar later is er van mijn heilige schrijftijd niets over. Ik schrijf, jazeker, maar mijn ideale aanpak heb ik nog steeds niet gevonden. Toch heb ik afgelopen jaar 35.000 woorden van een nieuw boek bij elkaar verzameld. Ach, zeg ik tegen studenten die me vragen hoe ik tijd maak, misschien bestaat er niet zoiets als de ultieme aanpak. Wel zijn er trucjes die ervoor zorgen dat je je sneller richting schrijftafel beweegt. Hier komen ze:

 

– Hou een notitieboek op zak of enkele steekkaarten voor invallen die je later kan uitwerken.

– Noteer schrijfafspraken met jezelf in je agenda. Doe ik ook. Aan het begin van elke maand blok ik schrijftijd. In 95% van de gevallen hou ik me aan mijn afspraken met mezelf.

– Zorg voor een schrijfplek waar je je goed voelt. Bij mij is dat een rustige kamer waar ik een kaars aansteek om in de sfeer te komen. De geluksteen die Elizabeth Gilbert me cadeau deed na een interview voor Schrijven Magazine  ligt er ter aanmoediging. Een ritueel, zoals een kaars aansteken, helpt je om in de sfeer te komen en te blijven zitten. Om te sporten trek je je sportkledij aan. Waarom zou je bij schrijven niet iets gelijkaardigs doen?

– Tijdens hyperdrukke weken, waarin mijn hoofd zo vol is dat ik niet aan mijn verhaal toekom, doe ik schrijfopdrachten uit boeken van schrijfcoaches als Nathalie Goldberg, Julia Cameron of uit Room to Write van Bonni Goldberg. Zo hou je die schrijfspieren warm.

– In Finding Water. The Art of Perseverance moedigt Julia Cameron de lezer aan om twintig minuten per dag te schrijven. Het lijkt weinig, maar uit ervaring weet ik dat het toch zinvol is. Gebruik die tijd om te brainstormen rond een bepaalde scène, als je al aan een boek werkt. Anders kan je losse stukjes schrijven. Bijvoorbeeld over de popliedjes uit je jeugd en de herinneringen die ze oproepen. Of over iemand die je uit het oog verloor of iemand die je hebt verbannen. Of over een oude foto. Heb je zelfs geen twintig minuten, lees dan dit geweldige essay van Maggie O’ Farrell over hoe je schrijftijd kan maken: https://shar.es/1lroKl

 

Opwarming(kopje):

 

Oefening 1:

Schrijf over de volgende vragen:

1) Waarom schrijf ik?

2) Wat houdt me tegen?

3) Welke kleine veranderingen kan ik in mijn leven doorvoeren zodat de drempel naar schrijven kleiner wordt?

 

Oefening 2:

Schrijf over drie objecten uit je kinderkamer. Denk aan kleur, textuur, geur, vorm. Wat betekenden ze voor je?

 

Het personage: Hoe te beginnen? (kopje)

 

‘Ik wil niet over mezelf schrijven, Kathy. Dat is zo saai,’ zeggen verschillende van mijn studenten, wanneer ik ze aanmoedig om zichzelf niet weg te cijferen. Natuurlijk mogen ze over draken schrijven, als ze daar zin in hebben, of over ruimtewezens met lichtgevende vingertoppen. Maar zelfs ruimtewezens kennen angsten en onzekerheden, weten hoe het voelt om jaloers te zijn of verliefd. Ik zeg tegen mijn schrijvers: ‘Neem jezelf mee in je werk. Op die manier wordt het meer gelaagd.’ Gustave Flaubert zei ooit: ‘Madame Bovary, c’est moi.’ En toen ik T.C.Boyle interviewde, bekende hij me dat hij geradicaliseerd zou zijn, als hij The Harder They Fall niet had geschreven. Via het personage kon Boyle zijn meest extreme emoties kanaliseren. Ook best handig.

 

Oefening 1:

Schrijf een portret van jezelf in de derde persoon. Schrijf over je leven, je ideeën, je passies en bezigheden, je uiterlijk. Dus niet: ‘Ik heb een moedervlek op mijn linkerschouder’, wel: ‘Ze heeft een moedervlek op haar linkerschouder’.

 

Oefening 2:

Als schrijver is het belangrijk dat je kan kijken door de ogen van een ander. Dit kan je proberen met onderstaande oefening.

– Denk aan iemand die jou heel graag mag. Schrijf vanuit die persoon in de ik-vorm. Deze persoon vertelt over jou. Bijvoorbeeld: ‘Ik heb X (dat ben jij dus) leren kennen tijdens de kerstvakantie van 2003. Ze droeg rode handschoenen en een knalgroene broek. Ik vond haar/hem meteen intrigerend.’

– Doe nu hetzelfde vanuit een persoon die jou helemaal niet mag.

Gebruik voor beide delen van de oefening je verbeelding.

 

Voor sommige personages gebruik je mensen uit je omgeving. Je kan ook gaan ‘sampelen’. Dan gebruik je het uiterlijk van je oom en het karakter van je buurman. Of je combineert het uiterlijk van iemand die je elke dag op het perron ziet met je eigen karakter, alleen dan net iets feller of bozer of blijer. Wat ook maar past in je verhaal. Het personage Marcia uit mijn vorige roman lijkt op mij en lijkt niet op mij. Ze ontstond geleidelijk. Ze schoot niet kant-en-klaar uit de startblokken, toen ik begon met mijn verhaal. Toch kan je wat voorwerk doen eer je begint te schrijven. Ik vind het handig om een beeld te hebben van het uiterlijk van een personage. In een tijdschrift of kunstboek ga ik op zoek tot ik iets heb gevonden wat past bij het beeld dat ik in mijn hoofd heb. Soms vind ik inspiratie op verrassende plekken, bijvoorbeeld in films. Een personage dat een bijrol speelt in een film kan dienen als basis voor mijn hoofdpersonage.

 

Oefening 1:

– Zoek een foto van iemand die kan dienen als personage.

– Onderwerp hem of haar aan een interview. Hieronder staan een aantal mogelijke vragen. Voor meer informatie kan je hier een kijkje nemen. https://www.vragenvanproust.nl/

Stel de vragen van Proust aan je personage.

 

Wat is je naam en hoe oud ben je?

Wat is je beroep?

Wat zijn je hobby’s?

Wat zijn je goede en slechte eigenschappen?

Wanneer voel je je eenzaam?

Waar schaam je je voor?

Wat deed je als kind het liefst?

Hoe ziet je droomhuis eruit?

Naar welke muziek luister je het liefst?

Wat droom je ’s nachts?

Wat zijn je angsten?

Wanneer was je het gelukkigst?

 

Oefening 2:

Ga op zoek naar de stem van ditzelfde personage. Begin met een van de volgende beginzinnen of kiest zelf een beginzin. Laat je personage vertellen en ontdek zo hoe zij of hij klinkt.

– Toen ik klein was…

– ’s Nachts lig ik altijd te denken aan…

– Het is nu al tien jaar geleden dat…

– Wat ik je nog niet heb verteld…

 

Oefening 3:

Schrijf nu een stukje over ditzelfde personage in de derde persoon (hij/zij). We zien het personage terwijl hij of zij een handeling uitvoert. Er is geen interactie met anderen. Beschrijf de handeling en het uiterlijk van het personage. Geef ook enkele gedachten weer.

 

 

 

 

Het personage en het grote verlangen (kopje)

 

Ik moet eerlijk bekennen dat ik nog niet precies wist wat mijn personage wilde op het moment dat ik haar verhaal begon te schrijven. Bij het schrijven van mijn nieuwe roman weet ik veel beter wat mijn personages wensen. Tijdens het schrijven van de eerste hoofdstukken van Verdwaaltijd bleef ik te aftastend, vertelde mijn redacteur me. Ik was namelijk op zoek naar het grote verlangen van het personage. Wat wil hij/zij in het diepst van het hart? Dat verlangen wordt de motor van je verhaal.

 

Oefening 1:

Werk verder met het personage uit de vorige oefeningen. Misschien heb je inmiddels al een vermoeden van haar of zijn grote verlangen. Misschien heb je nog wat meer tijd nodig. Door over haar of hem te schrijven, krijg je vanzelf ideeën. Soms helpt het om je personage op een bepaalde plek te brengen. Of om hem of haar te laten nadenken over vroeger. Wat speelde er in het gezin? Zijn er dingen die fout zijn gegaan? Zijn er dingen waarvan het personage spijt heeft? Misschien ontmoet je personage iemand die alles verandert. Misschien vindt hij of zij iets wat de dingen op scherp zet.

Probeer uit. Ga op zoek naar dat grote verlangen.

 

Wat voor personage wil jij graag neerzetten? Moet hij of zij je beste vriendin zijn? Of hou je van personages met een duister kantje? Denk erom dat elk mens aantrekkelijke en minder aantrekkelijke kenmerken heeft. Wees niet bang om de dingen wat aan te dikken. Een halfslachtig verlangend personage zorgt niet voor spanning. Lezers houden van personages met een sterke wil. Mede daarom zijn Harry Potter of Elizabeth Bennet (uit Trots en vooroordeel van Jane Austen) zo populair.

 

Oefening 1:

Schrijf over drie objecten die belangrijk zijn voor ditzelfde personage. Dit kunnen objecten zijn die vroeger een rol speelden in het leven van het personage of nu. Hebben deze objecten die iets te maken met het grote verlangen? Brengt een van de objecten het verhaal op gang?

 

Oefening 2:

Schrijf nu een verhaal of een fragment uit een verhaal waarin het personage dat je hebt ontwikkeld centraal staat. Schrijf in de derde persoon. Als je nog geen verhaalidee hebt, kies dan een van de volgende uitgangspunten:

 

– je personage snuffelt rond in de flat van een ex

– je personage vindt iets in de post dat hem of haar niet bevalt

– je personage komt aan op een nieuwe plek

– je personage is de weg kwijt

 

Kathy Mathys is schrijfster, literair journalist en docent creatief schrijven. www.kathymathys.nl