Zwerven door Lagos
Na vijftien jaar van afwezigheid keert een Nigeriaan terug naar zijn geboortestad in Teju Coles ‘Elke dag is voor de dief’.
Kathy Mathys
In 2012 brak Teju Cole door met ‘Open stad’, een essayistische roman waarin hij de zenuwbanen van New York blootlegde. Het hoofdpersonage Julius was een psychiater in opleiding die er niet voor terugdeinsde om de pijnpunten van de metropool te laten zien. Een dwangmatige wandelaar was hij met een fascinatie voor geschiedenis, kunst en de menselijke psyche. De verteller in ‘Elke dag is voor de dief’ heeft geen naam maar het zou net zo goed Julius kunnen zijn. Ook hij studeert psychiatrie in New York, de twee gingen naar dezelfde Nigeriaanse middelbare school en ze denken op een vergelijkbare manier. Cole publiceerde ‘Elke dag is voor de dief’ in 2007 in Nigeria, nu verschijnt het wereldwijd.
‘Amerika heeft je verwekelijkt,’ vindt de tante van de verteller, wanneer ze hem taxeert bij zijn aankomst in Lagos. Op straat noemen ze hem ‘oyinbo’, witte man. Net als ‘Open stad’ is dit een dwaalvertelling over een man die de straten verkent, soms lopend, soms in een danfo, de stadsbus, gemeden door wie zich ander transport kan permitteren. Deze verteller geeft niet om status, het gaat hem net om het rondzwerven, om de confrontatie met het onvoorziene. Hij was vergeten hoe slopend het leven in miljoenenstad Lagos is. Elke wandeling is een aanslag op het zenuwstelsel, een zintuiglijke bombardement. Wie zwakte toont, is een vogel voor de kat in een stad waar het stikt van de zwendelaars en afpersers.
Dubbelzinnig
De man kijkt naar Lagos met nieuwe, westerse ogen. Hij voelt zijn bloed ruisen wanneer hij in een internetcafé een student een e-mail ziet opstellen waarin hij westerlingen op frauduleuze wijze geld probeert te ontfutselen. De verteller ergert zich aan de corruptie maar ziet zich net zo goed genoodzaakt om overheidsambtenaren een extraatje te geven: anders krijgt hij niets gedaan.
Cole is geïnteresseerd in geschiedenis en met name in de manier waarop we er mee omgaan of waarop we haar afdekken. Zijn verteller citeert Faulkner: ‘Het verleden is nooit dood. Het verleden is zelfs geen verleden.’
Lagos wil een eenduidig verhaal over het verleden, dubbelzinnigheid is uiterst ongewenst, stelt de verteller vast. Voor hem draait het net om de details, de nuances, om de grijze schemerzone. Hij laat Nigeria zien als een land waar de maatschappelijke druk om jezelf gelukkig te noemen groot is, als een land waar billboards je aanmanen kogelvrij autoglas te kopen, als een land waar de lucht doordesemd is van de verhalen. Had John Updike over Lagos geschreven, in plaats van over een saaie Amerikaanse voorstad, dan had hij wel degelijk de Nobelprijs gekregen, meent de verteller.
Verrassende verbanden
De korte hoofdstukken bevatten zwart-witfoto’s van straatleven en beweging. We zien beelden genomen vanuit voertuigen, vage gestalten, gebouwen in wording. Coles aandacht voor rafelranden zorgt voor beelden die op het netvlies blijven branden, net zoals dit het geval was in ‘Open stad’.
‘Witte satellietschotels klampen zich als zeepokken aan de huizen vast ‘ schrijft Cole, een fijnzinnige stilist, die zich weliswaar van een eenvoudigere taal bedient dan John Updike.
De verteller maakt associaties, legt verbanden die verrassen en aanzetten tot nadenken. Hij zoekt naar datgene wat onzichtbaar blijft, speurt het gezicht van een weduwe, over wie hij een tragisch en gewelddadig verhaal hoorde, af op zoek naar haar verdriet. In een pijnlijke scène stuurt de verteller een jonge Nigeriaan met een kluitje in het riet. De man wou graag zijn e-mail adres, in diens ogen vormde het de sleutel tot een leven in de Verenigde Staten. Ooit had de verteller dezelfde bedelende blik in de ogen, ooit werd ook hij afgewimpeld.
Wie van ‘Open stad’ hield, kan zich verblijden met dit debuut van een Nigeriaanse schrijver die de onderstroom laat zien, de ongemakkelijke waarheden. Enig minpunt: de verteller houdt zich op in de middenklassewijken van de stad. In die zin is zijn camerastandpunt wel beperkt.
****
Teju Cole – Elke dag is voor de dief – De Bezige Bij – vertaald door Paul van der Lecq – 176 blz.