Ellis Avery interview (Bouillon!)


Tekst: Kathy Mathys

Japanse thee in New York

Drie jaar lang werkte Ellis Avery aan haar debuut, ‘The Teahouse Fire’, een historische roman over de evolutie van de theeceremonie in Japan. In Cha An, een stemmig theehuis in Downtown Manhattan, vertelt Avery over haar passie voor dit fijnzinnige ritueel.

De lente laat lang op zich wachten in New York: de vrieskou bijt in de vingers en de bomen in Central Park zijn nog kaal. Af en toe valt de regen met bakken uit de lucht. Geen wonder dat je in de winkelramen zoveel hippe gummielaarzen ziet. Ze duiken massaal op in het straatbeeld wanneer kantoorvrouwen door de natte straten van Manhattan walsen. Begin april van dit jaar had ik er een afspraak met Ellis Avery, een jonge schrijfster die maar wat graag praat over haar eersteling die in de V.S. enkele maanden eerder van de persen rolde. Regenen doet het niet op die stralende dag wanneer ik Cha An binnenloop, een piepklein theehuis op 9th Street. De jonge uitbaatster, die net als de rest van het personeel uitgedost is in traditionele kledij, leidt me naar Avery’s tafeltje. Het is nog te vroeg om te dineren en toch zijn bijna alle stoelen bezet. Sommige klanten genieten enkel van een kopje thee, anderen van een noedelsoep of van Japanse zoetigheden. Avery, een heel innemende en enthousiaste vrouw, schuift me meteen haar bordje met zoetgoed toe. ‘Proef maar, ze zijn heerlijk,’ lacht ze. De Japanse snoepjes zijn net kunstwerkjes, zo verfijnd en geraffineerd smaken ze en zien ze eruit.
‘The Teahouse Fire’ – de inmiddels verschenen Nederlandse vertaling heet ‘De theeceremonie’ – vertelt het verhaal van een negenjarig Amerikaans weesmeisje, Aurelia Bernard. Haar oom, een missionaris die het christendom wil promoten, troont zijn nichtje mee naar een Japan dat geleidelijk aan westerse invloeden toelaat. Oomlief blijkt losse handjes te hebben en Aurelia vlucht naar Kyoto. Ze vindt onderdak bij een familie die één van de meest gerenommeerde theehuizen in de stad beheert. De dochter des huizes, Shin Yukako, maakt het meisje wegwijs in de wereld van de theeceremonie. De roman speelt zich af tussen 1856 en 1929, een periode waarin het ritueel onder druk kwam te staan door de toenemende verwestersing van Japan.
Avery’s liefde voor thee gaat terug tot haar vroegste kinderjaren, vertelt ze me: ‘Als kind woonde ik in Columbus, Ohio, en twee keer per maand bezochten we een kunstgallerij waar ze thee serveerden. Toen al vond ik thee iets magisch en fascinerend. Mijn moeder dacht er net zo over als ik, ze wou zelfs dat ik een semester in Tokio ging studeren. Uiteindelijk duurde het tot na mijn opleiding voor ik naar Japan trok. In Kyoto viel ik voor de prachtige architectuur van de theehuizen. Dat mensen zoveel moeite willen doen voor een huis waar je thee drinkt, vind ik wonderbaarlijk. Omdat Kyoto de hoofdstad was voor Tokio, heeft de stad een eeuwenoude geschiedenis. Je kan er nog het traditionele Japan zien, er waren nauwelijks oorlogsbombardementen. Ik nam er voor het eerst deel aan een theeceremonie en was meteen betoverd. In New York heb ik vijf jaar lang theeceremonielessen gevolgd in een prachtig theehuis, de voormalige studio van schilder Mark Rothko. Na die opleiding ben ik teruggekeerd naar Kyoto voor verdere intensieve scholing. Toen was ik al begonnen aan mijn roman.’
Westerlingen zijn steevast verbaasd, als ze horen dat je pas na jarenlang les volgen voldoende kennis van zaken hebt. Er komt dan ook heel wat kijken bij Japanse thee: ‘Je leert niet alleen hoe je thee zet en welk voedsel je ermee combineert. Je hebt ook lessen kalligrafie en bloemschikken. De bloemen dienen er naturel en rustiek uit te zien. Ook voor de keuze van de juiste kimono zijn er tal van richtlijnen. Eigenlijk is het net een spel met heel veel regels en de meest gerespecteerde theepersoon is diegene die de details allemaal beheerst.’
Later die middag schuif ik samen met Ellis aan voor een privé-theeceremonie. Voor ons blijft het beperkt tot thee met zoetigheden, maar een uitgebreide theeceremonie wordt begeleid door een kaisekimaaltijd:
‘Oorspronkelijk was dat een heel sober maal. Monniken hielden tijdens het theeritueel ooit een verhitte steen tegen hun maag om de honger even te stillen. Later namen ze heel kleine hapjes tot zich, net genoeg om geen honger te voelen. Voeding zag men toen als een medicijn tegen de honger. Het kaisekimaal werd steeds uitgebreider en er kwamen meer en meer exquisiete hapjes op tafel. De hoeveelheden en bereidingswijzen werden allemaal nauwkeurig vastgelegd. Wat je eet en drinkt hangt onder andere af van de seizoenen. Volgens de Chinese kalender zijn er 26 seizoenen. In Kyoto veranderen de snoepwinkels dan ook om de twee weken hun aanbod. De seizoenen hebben tot de verbeelding sprekende namen als ‘koude dauw’, ‘witte dauw’ of ‘vorst’. De thee zelf verandert niet maar de theekamer ziet er tijdens de wintermaanden anders uit dan in de zomer. In de winter is er een haardvuur in een put in de vloer. Gastheer en gast kijken elkaar aan en zitten dichtbij het vuur. Je drinkt dan thee uit een heel diepe kom die de warmte niet snel laat verdwijnen. In de zomer is er een komfoor, de gast zit verderaf en drinkt uit een kom die bijna net zo ondiep is als een schoteltje. Zo koelt de thee beter af.’
‘De theeceremonie’ staat vol weetjes over thee en over de Japanse geschiedenis die onvermijdelijk sporen nalaat op het ritueel: ‘Matcha, de poederachtige, groene thee die we gebruiken voor de ceremonie, komt uit China,’ vertelt Ellis. ‘De Japanse boeddhistische monnik Eisai bracht hem naar Japan, waar hij bij religieus-meditatieve rituelen gedronken werd. De hoogste klassen geraakten ook geïnteresseerd in thee. Je had toen niet echt musea in Japan dus wie mooie objecten had, kon ze tijdens de theeceremonie thuis etaleren. Volgens sommige bronnen hadden de katholieken, die in de zestiende eeuw in het geheim samenkwamen in Japan, ook een invloed op de ontwikkeling van het theeritueel. Het idee van een gedeelde maaltijd is namelijk ook erg belangrijk in de theeceremonie. Sen no Rikyu legde de centrale principes voor de Japanse theeceremonie vast: harmonie, respect, puurheid en rust staan vandaag de dag nog steeds centraal. In mijn roman is Rikyu één van de voorouders van Yukako. Rikyu was de thee-adviseur was van Toyotomi Hideyoshi, de man die Japan verenigde. Wanneer Aurelia in Kyoto arriveert, breekt net een heel moeilijke periode aan voor theefamilies zoals die van Yukako. De Meiji-restauratie van 1868 opent de weg naar een verregaande verwestersing van Japan. De ceremonie komt zwaar onder druk te staan en krijgt helemaal geen aandacht van de nieuwe leiders.’
Is Yukako ook een historisch personage, vraag ik me af? In ‘De theeceremonie’ blijkt zij een inventieve en ondernemende vrouw die lessen theeceremonie begint te geven op meisjesscholen. Nochtans waren vrouwen aanvankelijk niet meteen erg welkom bij theeceremonieën:
‘In het oude Japan nam men vrouwen niet zo au sérieux en mannen vonden het toen niet vanzelfsprekend om veel tijd met hun gezin door te brengen. Er zijn vermeldingen van een courtisane die thee serveerde, ook van een keizerin maar dat waren uitzonderingen. Mijn idee voor dit boek kreeg eigenlijk vorm tijdens mijn opleiding in het New Yorkse theehuis. Ik vond het vreemd dat vrouwen zo een minimale rol speelden in de theegeschiedenis. Nu is dat wel helemaal anders. Meestal zijn het aanstaande bruiden of oudere vrouwen die het ritueel willen leren. Ik begon me in dat historische aspect te verdiepen en botste op Yukako’s naam. Zij was een vrouw die in de jaren 1880-90 thee introduceerde op meisjesscholen. In ‘Lives of the Great Masters’ las ik hoe ze haar familie dankzij die zet redde. Verder is er niet zoveel over haar bekend en ik besliste ook snel om mijn verbeelding de vrije loop te laten. Yukako is dus geïnspireerd op een historische figuur – de namen van haar vader, zoon en echtgenoot kloppen – maar de details heb ik zelf verzonnen.’

De avond is inmiddels bijna gevallen over Manhattan en de bazin van het theehuis nodigt ons uit in de aparte theekamer voor een ceremonie. Vrouwen mochten dan wel niet meteen de meest geliefde gasten zijn, in het oude Japan konden mannen uit alle sociale klassen deelnemen aan het ritueel. Zowel de pauper als de meest nobele heer dienen zich te bukken om door de kleine deur te gaan: in het theehuis is nederigheid op zijn plaats. In de aparte theekamer in Cha An is het zomerseizoen nog niet begonnen. Ik vraag me af waarover je in godsnaam converseert tijdens de dertig minuten durende sessie. Ellis glimlacht wijselijk: ‘ “Je hebt de vrijheid om te praten maar de nog grotere vrijheid om stil te zijn”. Dat zei mijn leraar altijd.’ Ik besluit dus maar om vooral te kijken en luisteren. Dertig minuten later heb ik niet alleen vreselijke pijn aan mijn knieën en onderbenen, ik heb ook zalige thee geproefd. Ellis had me gewaarschuwd voor de volgens velen nogal bittere matcha, de groene dikke thee met de consistentie van tandpasta. Hij smaakt erg subtiel, vooral in combinatie met de snoep van bonenpasta die erbij hoort. Daarna volgt de usuicha, dunne thee, geserveerd met een plat suikerachtig snoepje, het equivalent van ons suikerklontje.
Ik loop achteraf nog mee naar Ellis’ flat die vlakbij is en waar ze jarenlang werkte aan ‘De theeceremonie’. Ze wil me haar werkkamer laten zien, een erg knus vertrek met – hoe kan het ook anders – een deurtje in rijstpapier. Of ze nog meer te vertellen heeft over Japan en thee, vraag ik haar ten slotte. ‘Misschien schrijf ik nog een kinderboek over thee met leuke illustraties, maar daarna is het tijd voor iets nieuws.’

Ellis Avery, The Teahouse Fire, Riverhead Books, 2006
Ellis Avery, De theeceremonie, Anthos, 2007

Cha An, Japanese Tea House, 230 E 9th St, NYC 10003