Man Booker Prize 2010 (De Standaard)


Van farce tot experiment

Op 12 oktober weten we wie de Man Booker Prize 2010 wint. De eindrace is spannend en de deelnemers vormen een bont gezelschap.

Kathy Mathys

Booker-winnaar Graham Swift noemde de Man Booker-Prize ‘de prijs die we, als we heel eerlijk zijn, allemaal het liefst willen winnen’. Honderd veertig boeken kreeg de zeskoppige jury, onder voorzitterschap van dichter Andrew Motion, dit jaar geserveerd, alle romans geschreven door auteurs afkomstig uit het Britse Gemenebest of de Republiek Ierland. Was er vorig jaar kritiek op een jury die wel erg veel historische romans op de shortlist zette, dan klonk er nu vooral gemor om de ontbrekende namen. Dat David Mitchell, die al twee keer op de shortlist stond, er deze keer niet bij is, zorgde voor ophef, al waren er, heel terecht, stemmen die voorzichtig opperden dat ‘De niet verhoorde gebeden van Jacob de Zoet’ minder briljant is dan ‘Wolkenatlas’. Ook de afwezigheid van Christos Tsiolkas, auteur van ‘De klap’, was voor tal van Engelse journalisten verrassend. Nochtans is dit geen boek dat op de shortlist thuishoort: het is zeer vermakelijk, snijdt boeiende thema’s aan maar gaat niet diep genoeg.

Drie maal hedendaags

De zes genomineerden vallen op door hun diversiteit qua stijl, toon, thematiek en setting. Hadden we bij de vorige editie nog een shortlist met nauwelijks hedendaagse verhalen, dan is dat dit jaar anders. Drie romans spelen in het heden. ‘Room’ van Emma Donoghue (dat binnenkort bij Mouria verschijnt als’Kamer’) sluit zelfs aan bij de brandende actualiteit. De Ierse Donoghue, die in Canada woont en de jongste genomineerde is, kreeg het idee, toen ze de gruwelberichten las over Josef Fritzl die zijn dochter 24 jaar opsloot en kinderen bij haar verwekte. Donoghue’s roman gaat niet over incest, wel over ontvoering, opsluiting en verkrachting. Het knappe aan ‘Room’ is de toon – bijna hoopvol – en de taal. Donoghue schrijft vanuit het oogpunt van het kind dat de ontvoerde vrouw baart, een vijfjarige die niet weet dat er een hele wereld huist buiten de muren van zijn kamer. De taal sprankelt, de personages verrassen en ontroeren en Donoghue maakt van dit erg specifieke verhaal een vertelling over de moeder-kindband in het algemeen. Jammer dat de afwikkeling sentimentele en onsubtiele noten bevat. Donoghue schreef een roman die lezers zal beroeren en die veel voer tot discussie biedt. Zij is een grote kanshebber op de prijs.

De Engelse Howard Jacobson stond al twee keer op de longlist. Deze keer strijdt hij mee om de hoofdprijs, al is hij volgens insiders geen echte kanshebber. Jacobson wordt wel eens ‘de Engelse Philip Roth’ genoemd. ‘The Finkler Question’ doet vooral denken aan de vroege, komische Roth. De premisse is absurd. Julian Treslove, een voormalige BBC-medewerker, is bevriend met twee heel verschillende Joodse weduwnaren. Libor is old school, iemand van wie je verwacht dat hij elk ogenblik in het Jiddisch zal losbarsten. Finkler vergeet liever zijn wortels. Treslove’s obsessie met de vraag ‘Wat betekent het om Joods te zijn?’ leidt tot hilarische situaties. Op elke bladzijde staat wel een zin die je hardop doet lachen, Jacobson is zelfs niet vies van farce. Toch is ‘The Finkler Question’ ook aangrijpend en droef. Het is een roman over mannen die lijden onder de dood van hun vrouw, over de vraag waarom oudere mannen krimpen en toch steeds te korte broekspijpen hebben en over de complexiteit van vriendschappen tussen mannen.

De derde hedendaagse roman op de lijst is van de Zuid-Afrikaanse Damon Galgut, die eerder de shortlist haalde maar bij het grote publiek nog onbekend is. Galguts nominatie kreeg kritiek omdat ‘In a Strange Room’ op de grens tussen fictie en non-fictie zit en non-fictieboeken dingen in principe niet mee. ‘In a Strange Room’ bevat drie reisverhalen die je los van elkaar kan lezen. Of de licht afstandelijke, weliswaar intrigerende, stijl van Galgut hem de 50.000 pond zal opleveren, valt te betwijfelen (zie ook De Standaard der Letteren van 10 september 2010).

Niet vies van experiment

Door de band scoren realistische, heldere verhalen – wat de genomineerde Tom McCarthy ‘sentimenteel humanisme’ noemt – het best bij de Booker-jury. Dit jaar is er alvast één opvallend vormexperiment. In ‘C’ stelt de Engelse Tom McCarthy vragen over de functie van de literatuur en trekt hij zich weinig aan van de traditionele noties over personages. Zadie Smith beschreef ‘Remainder’, McCarthy’s eersteling, als ‘één van de grootste Engelse romans uit de voorbije tien jaar’. McCarthy voelt verwantschap met Samuel Beckett, James Joyce en de Franse ‘nouveau roman’. ‘C’ speelt in de vroege twintigste eeuw en doet qua setting en personages denken aan ‘Het boek van de kinderen’ van A.S.Byatt, vorig jaar genomineerd. Serge Carrefax groeit samen met zijn zus Sophie op in een Engels landgoed. Zijn vader is gefascineerd door telegrafie en Serge heeft een passie voor codes, cijfers en radiogolven. Serge is geen grondig uitgewerkt , herkenbaar personage, zoals we dat kennen uit het gros van de moderne fictie. Zijn obsessie met codes en patronen maken een grotere indruk op hem dan de tastbare werkelijkheid – de oorlog, zwerftochten door Egypte. ‘C’ is niet het onleesbare experiment dat sommigen ervan maken. Toch is het geen boek voor wie enkel houdt van realisme en duidelijke plotlijnen. De taal, een mix van poëzie en wetenschap, is opvallend, soms barok. Volgens McCarthy is het absurd om de avant-gardistische roman te negeren. Hij vergelijkt het met ‘doen alsof Darwin nooit heeft bestaan’. Volgens Bookmakers maakt McCarthy, samen met Donoghue, het meest kans op de prijs.

Net als ‘C’ spelen ‘Parrot en Olivier in Amerika’ van Peter Carey en ‘Het lange lied’ van Andrea Levy in het verleden. Carey kreeg de Man Booker Prize eerder voor ‘True History of the Kelly Gang’ en voor ‘Oscar and Lucinda’. Wint hij op 12 oktober, dan is hij de eerste drievoudige winnaar in de Booker-geschiedenis. Carey noemt ‘Parrot en Olivier in Amerika’ zijn beste roman. Toch waren de kritieken niet echt laaiend. Carey’s roman speelt in de tijd van boudoirs en aderlatingen in een Frankrijk dat noch nasiddert van de Franse Revolutie. Vervolgens trekt Carey naar een Amerika dat er andere zeden en gebruiken op nahoudt dan het Oude Continent. Carey liet zich inspireren door leven en werk van Alexis de Tocqueville, de Fransman die ‘Democratie in Amerika’ schreef. Olivier (Alexis) en diens knecht Parrot reizen door een New York dat eruitziet als een provincienest, ongeplaveide wegen en smerige varkens incluis. De toon is grappig, soms exuberant, en de details zijn, als steeds bij Carey, duizelingwekkend. De Australische schrijver weet, net als Dickens, hele werelden moeiteloos neer te zetten. Toch heeft deze vermakelijke roman iets vrijblijvends. Carey’s pogingen om de band tussen Parrot en Olivier te verdiepen, werken niet helemaal.

Andrea Levy, de zesde op de lijst, schreef ‘Het lange lied’, een roman die, net als de boeken van Carey en Donoghue, opvalt door de sterke, karakteristieke stem van de ik-verteller. July is de dienstmeid van een blanke vrouw in Jamaïca, eigenares van een suikerplantage. Levy plaatst haar verhaal tegen de achtergrond van de afschaffing van de slavernij in de negentiende eeuw. Haar verhaal is trefzeker qua toon maar blijft niet lang nazinderen (zie ook de Standaard der Letteren van 13 augustus 2010)

Wat zeggen de bookmakers?
Tom McCarthy – C 2/1

Emma Donoghue – Room 5/2

Damon Galgut – In a Strange Room 7/2

Andrea Levy – Het lange lied 6/1

Peter Carey – Parrot en Olivier in Amerika 6/1

Howard Jacobson – The Finkler Question 7/1

Mijn top 6
1. Howard Jacobson – The Finkler Question
2. Tom McCarthy – C
3. Emma Donoghue – Room
4. Damon Galgut – In a Strange Room
5. Peter Carey – Parrot en Olivier in Amerika
6. Andrea Levy – Het lange lied