Hilary Mantel interview (De Standaard)


Sterker dan het scalpel

Over haar hoogst persoonlijke mix van horror en humor zegt ze ‘Zo is het leven.’ Hilary Mantels kijk op de dingen levert prachtige boeken op, waarvan de elfde, ‘Wolf Hall’, de Man Booker Prize kreeg. Hoog tijd voor een kennismaking.

Kathy Mathys
In 2009 won Hilary Mantel de Man Booker Prize voor ‘Wolf Hall’, nu vertaald in het Nederlands. Zelden kreeg een winnaar zoveel unanieme lof. ‘Wolf Hall’ speelt in het zestiende-eeuwse Engeland en is geen stoffig kostuumdrama, wel een wervelende, scherpzinnige pageturner over koning Henry VIII en zijn entourage en het ultieme portret van Thomas Cromwell, de smidszoon die opklom tot minister. Mantel vond het geen probleem dat de meeste lezers het verhaal van Henry VIII al kenden van op school:
‘Lezers weten meestal wat er gebeurde maar niet hoe en waarom. Ik hoop dat lezers zich dankzij ‘Wolf Hall’ openstellen voor alternatieve mogelijkheden en scenario’s. Kon het anders zijn gelopen? Waarom wel of niet? Op school krijg je de kinderversie, ‘Wolf Hall’ is de versie voor volwassenen. Verder is het zo dat je de innerlijke ervaringen van de spelers nooit krijgt in geschiedenisboeken.
De uitdaging voor mij was niet om iets nieuws te brengen, wel om het op de juiste manier te vertellen. Ik blijf trouw aan de historische feiten en ik maak er een intieme vertelling van. Het ruwe materiaal dat ik in handen kreeg, was prachtig. Het kon haast niets anders opleveren dan een dwingend verhaal: de inzet was hoog want wie een fout maakte aan het hof van Henry VIII, kreeg de doodstraf.’

Klinkende ruzies

Over Thomas Cromwell schrijft Mantel: ‘Hij wist precies waar iedereen zat op het moment dat het dak boven hun hoofd instortte.’ Dankzij zijn fenomenale geheugen, zijn obsessieve aandacht voor elk detail, elke roddel aan het hof, klom Cromwell op tot de hoogste regionen. Het wonderlijke van deze historische roman is dat je als lezer Cromwells hoofd binnensluipt. Samen met hem aanschouw je de spelers, het kluwen van intriges en belangen. Dat maakt ‘Wolf Hall’ een leeservaring in 3D. Het verhaal sleept je mee als geen ander en dat is bijzonder voor een boek dat speelt in lang vervlogen tijden. Mantel brengt geen overdaad aan zintuiglijke details om het zestiende-eeuwse landschap in te kleuren. Haar stijl is precies, glashelder, niet barok. Over Anna Boleyn, de tweede vrouw van Henry VIII: ‘Haar schedel (is) klein als die van een kat, haar keel heeft een minerale glans.’ Behalve Cromwells hersenspinsels, speculaties en innerlijke monologen vallen vooral de dialogen op – zowel de spitsvondigheden die Cromwell en kardinaal Wolsey uitwisselen als de gesprekken vol insinuaties en dubbele bodems tussen Cromwell en Henry VIII: ‘Ik kom uit de laagste sociale klasse. Nadat mijn ouders uit elkaar gingen, begon mijn moeder iets met een man met wie ze veel ruzie maakte. Soms legde ik mijn huiswerk aan de kant en maakte ik transcripties van hun geschreeuw. Daardoor ben ik goed in dialogen. Het was in diezelfde periode dat ik begon te lezen. Romans vormden geen escapisme voor mij, het waren handleidingen over hoe ik de ellende kon overleven. In de verhalen die ik las, zag ik dat het altijd nog erger kon en dat maakte me erg weerbaar als mens en als schrijver. In mijn vroegste jaren leerde ik te vertrouwen op mijn eigen oordeel. Dat moest wel, want de mening van mijn huisgenoten was waardeloos. Ik groeide snel op, eigenlijk heb ik mijn kindertijd overgeslagen.’

Man van tegenstellingen

We ontmoeten Cromwell als kind, wanneer zijn vader hem zo hard toetakelt dat hij bloedend op de grond ligt. De kleine Cromwell staat op en dan schrijft Mantel: ‘Centimeter voor centimeter vooruit. Laat hem je maar een paling of een worm of een slang noemen. Hou je hoofd laag (…)’. Het zijn woorden die je net zo goed kan gebruiken voor Cromwells politieke manoeuvres. Hij glipt kamers binnen, waar je iemand met zijn bescheiden achtergrond niet verwacht. ‘Cromwell was gesteld op zijn privacy en hij was altijd op zijn hoede. We weten weinig over zijn emotionele leven, zijn overtuigingen. Ik leerde te lezen tussen de regels, toen ik onderzoek deed, en ik vond een man die sardonisch was, sluw, genadeloos, maar ook vol mededogen, moedig, radicaal en idealistisch. Ik stel me hem voor als een liefdevolle vader. Die verschillende versies van Cromwell vind ik boeiend. Ik zie hem als een ‘work in progress’, vooral omdat ik nu een vervolg schrijf op ‘Wolf Hall’. Wie was de man die ’s ochtends vergaderde met de monsterlijke, grillige Henry VIII? Was dat dezelfde man die ’s avonds zijn kinderen toesprak?’
Mantel noemt de koning een monster en toch is zelfs Henry’s personage gelaagd en complex. De schrijfster ziet hem als een mythisch wezen, iemand van alle tijden: ‘Hij is een figuur uit een sprookje, de minotaurus, de wolf in schaapsvacht. Hij is de minnaar met streelzachte vingers, tot de deur achter hem dichtgaat. Zijn verhaal gaat voorbij het politieke en zijn vrouwen zijn fascinerend omdat ze stuk voor stuk verschillend zijn.’

Macht

De eerste roman die Mantel schreef, was ‘A Place of Greater Safety’ (dit werd uiteindelijk haar vijfde publicatie, km). Hij speelde zich af tijdens de Franse Revolutie en de meeste personages waren bestaande figuren. Toen Mantel het boek schreef, dacht ze dat ze enkel historische romans zou schrijven. Het liep anders en de Engelse publiceerde onder andere het spookverhaal ‘Beyond Black’ en ‘Every Day is Like Mother’s Day’ over haar ervaringen als sociale werkster. Jaren geleden, toen ze tweeëntwintig was, overwoog ze al om over Cromwell te schrijven. Gelukkig, aldus Mantel, wachtte ze lang genoeg: ‘ Toen ik een twintiger was, schreef ik ‘A Place of Greater Safety’, een boek over rebellie en hoop, vanuit de overtuiging dat de wereld kan verbeterd worden. ‘Wolf Hall’ gaat over een man die heel goed weet hoe hij een situatie van status quo kan manipuleren. Eenmaal je vijftig bent, voel je je minder uniek en strijdvaardig dan als twintiger. Je leert dat de wereld niet eindeloos kneedbaar is. De meeste van mijn romans hebben een politieke ondertoon, zelfs deze die gaan over familiekwesties. Huizen en gezinnen zijn niet zo anders dan een staat of koninkrijk. Machtsverhoudingen hebben me altijd gefascineerd, net als vragen rond status en vooroordeel. Waarom zijn sommigen leiders en anderen volgers? Dat zijn de vragen die ik stel in mijn werk.’

Groene gal

Hoe cru het ook mag klinken: zonder Mantels slechte gezondheid was ze naar alle waarschijnlijkheid geen schrijfster geworden. De Engelse kampt al jaren met ziekte en lange tijd wisten medici zich geen raad met haar grillige symptomen. Uiteindelijk ging ze zelf op zoek naar antwoorden. Ze ploos medische encyclopedieën uit en kwam tot de conclusie dat ze leed aan endometriose, een ziekte van het baarmoederslijmvlies, die haar levenslang parten zal spelen. Als kind lag ze uren in bed, waar ze las en leerde om op zichzelf te zijn. Ze was verlegen en wist niet goed hoe ze om moest gaan met andere kinderen. Dat veranderde toen ze een tiener was: ‘Ik ontwikkelde in die jaren een sardonisch gevoel voor humor en spotte voortdurend met mijn eigen tekortkomingen. Die donkere toon vind je in veel van mijn boeken terug. Na mijn universiteitsopleiding kon ik niet eender welke job uitvoeren. Mijn ziekte beperkte me en ik ging dus schrijven. Het voorbije jaar was erg moeilijk, ik was dikwijls in het ziekenhuis. Toch blijf ik schrijven in mijn hoofd, zelfs als ik tussen de ziekenhuislakens lig. Eigenlijk ben ik heel energiek qua temperament. Had mijn gezondheid wel goed geweest, dan was ik waarschijnlijk oorlogsverslaggever geworden.’

Over haar ziekenhuisverblijf tijdens het najaar van 2010 publiceerde Mantel het boekje – eigenlijk is het een essay – ‘Ink in the Blood: A Hospital Diary’. Nietsontziend en vol galgenhumor, zo schrijft Mantel, die een zware ingreep onderging, over haar lot. Ze kijkt naar het monsterlijke litteken in haar buik en merkt tevreden op dat ‘de hechting spiraalvormig is, als van een manuscript (mijn vertaling)’. Wanneer ze groen slijm braakt, roept ze, nog voor anderen de kans krijgen: ‘Net als in “The Exorcist!”.‘ Tijdens haar heldere momenten leest ze Virginia Woolfs essay ‘On Being Ill’. Ze doet smalend over Woolfs geneuzel en haar ‘decoratieve ziektes’: ‘Haar afscheidingen zijn damesachtig: tranen, geen gal (mijn vertaling).’ Volgens Mantel is humor de enige respons op fysieke gruwel: ‘Zwakke mensen maken grappen. Ik ben bijna altijd een zwakkeling geweest en ik heb altijd gelachen met mensen die sterk zijn. De fysieke schaamte die met ziekte gepaard gaat, kan je enkel beantwoorden met humor. Ik lach ook omdat ik bang ben, omdat het draaglijker is dan de stilte.’

Scalpel

Mantel is meesterlijk wanneer ze beschrijft hoe zieken zichzelf leren kennen op een manier die niet wenselijk is ; hoe ze hun binnenste naar buiten gekeerd zien. Ze heeft het over de stroperigheid van de ziekenhuistijd, waar een glas, een spuugbakje de blik van de zieke veel langer vasthouden dan in de gezonde wereld. Zelfs wanneer ze halfverdoofd ligt te hallucineren, schrijft Mantel. Ze pent haar visioenen driftig neer en schrijft achteraf spottende commentaren in de kantlijn. Dit is Mantel ten voeten uit: haar werk slokt je op en net wanneer je helemaal meegesleept bent, maakt ze een ironische terzijde. ‘Schrijven is zowel een wapen als een schild. Ze zeggen dat de pen machtiger is dan het zwaard, ik wil bewijzen dat ze machtiger is dan het scalpel. Ik besef dat dit dagboek uiterst persoonlijk is, maar ik voeg er meteen aan toe dat ik veel details heb weggelaten. Het ruwe manuscript was nog heftiger. Ik vind het trouwens niet bepaald intiem om over mijn eigen lichaam te schrijven. Vreemd genoeg wordt je lichaam een object, wanneer je er een personage van maakt.’ Zelfs vlak na een zware operatie broeien er verhalen onder Mantels hersenpan. Ze heeft hallucinaties over engelen en duivels. Die visioenen schrijft ze toe aan de research die ze deed voor ‘Wolf Hall’ over zestiende-eeuwse theologie:
‘Religie is in mijn leven altijd belangrijk geweest. Mijn ouders hebben een Iers-katholieke achtergrond en in de gemeenschap waar ik opgroeide, speelde bijgeloof een grote rol. Lange tijd heb ik niet geloofd, al bleef ik geïnteresseerd in religie. Nu ik de middelbare leeftijd heb bereikt, merk ik dat ik een grotere hang krijg naar het spirituele, al hoeft dat niet te betekenen dat ik me aansluit bij een officiële leer.’
Mantel werkt momenteel aan een sequel op ‘Wolf Hall’. Het verhaal begint op Wolf Hall, waar koning Henry en Thomas Cromwell de familie Seymour bezoeken (Jane Seymour werd de derde vrouw van de koning, km):
‘Ik was erg ziek in 2010 en heb veel tijd verloren. Hopelijk lukt het mij om ‘The Mirror & The Light’ te publiceren in 2012. Ik ga geen compromissen sluiten, het schrijven duurt zolang het nodig is. Een roman is een onvoorspelbaar beest, het doet wat het wil.’

*****
Hilary Mantel – Wolf Hall – vertaald door Ine Willems – Signatuur – Amsterdam – 672 blz. – Oorspronkelijke titel: Wolf Hall.
****
Hilary Mantel – Ink in the Blood: A Hospital Diary – Fourth Estate – enkel verkrijgbaar als e-book.

Wie is Hilary Mantel?

Hilary Mantel (°1952) is in Engeland al jaren een gevestigde schrijfster. Ze groeide op in een dorpje in Derbyshire. Haar historische roman over Thomas Cromwell, ‘Wolf Hall’, kreeg in 2009 de Man Booker Prize. Mantel schreef over heel uiteenlopende onderwerpen en veel van haar werk bevat autobiografische elementen. Samen met haar man, een geoloog, woonde ze vier jaar in Saoudi-Arabië. Over die periode verscheen de roman ‘Eight Months on Ghazzah Street’. In 2003 kreeg Mantel prijzen en lof voor haar memoire ‘Giving Up the Ghost’. Ondanks haar ernstige gezondheidsproblemen is Mantel, die ook kritieken schrijft, erg productief. Momenteel werkt ze aan een vervolg op ‘Wolf Hall’, dat ‘The Mirror and the Light’ zal heten.