John Irving interview (De Standaard)


‘Ik ben mijn vroege verliefdheden niet vergeten.’

Zijn dertiende roman is een van zijn beste in jaren. Maak kennis met Billy Abbott, de biseksuele hoofdpersoon uit John Irvings ‘In een mens’.

Kathy Mathys

John Irving leerde schrijven door Dickens en Melville te lezen, zijn grote helden. Net als voor het hoofdpersonage in zijn jongste roman, is ‘Grote verwachtingen’ het belangrijkste boek dat hij ooit las. ‘In een mens’ brengt het verhaal van Billy Abbott, een biseksuele oudere man, die terugblikt op zijn leven. Hij groeide op in een klein stadje in Vermont en viel voor Miss Frost, de bibliothecaresse die ooit als man door het leven ging. Verder wordt Billy getekend door zijn onbeantwoorde passie voor schoolgenoot Kittredge, een worstelende halfgod. Irving heeft altijd interesse gehad in personages met een excentrieke seksuele levenswandel: ‘Mensen die hun seksuele identiteit oppikken zonder dat daar een worsteling aan vooraf gaat, interesseren me niet,’ zegt hij. ‘Voor mij is de conventie niet zo interessant.’ Irvings dertiende roman is grappig, aangrijpend en bij momenten donker. Zoals steeds verzon Irving eerst het slot voor hij de rest van de plot uitwerkte:

‘Dit is mijn derde roman die eindigt met een dialoog en het slot refereert aan een zin die eerder voorkwam in de roman. Ik zie die lijnen als een refrein, een echo. In ‘De regels van het ciderhuis’ is dat ‘princes of Maine, kings of New England’. In dit boek herhaalt Billy wat Miss Frost ooit tegen hem zei. De rest van de roman vloeit uit het slot voort. Het is pas sinds ‘Hotel New Hampshire’ dat ik ten volle besefte dat dit dé aanpak voor me is. Ik kan me eenvoudigweg niet voorstellen dat ik de plot tijdens het schrijven verzin, dat heb ik nooit gedaan. Ik zie de plot als de architect van het gebouw. Zonder een goede architect kan je niet beginnen te bouwen. Ik hou van het gevoel dat ik alles weet. Het is alsof alles al gebeurd is en ik de verwikkelingen achteraf navertel.

U schreef deze roman in de eerste persoon, wat niet uw favoriete vertelperspectief is. Waarom?

Mijn romans beslaan gewoonlijk dertig, veertig jaar en het zijn altijd dikke boeken. Als ik die allemaal in de eerste persoon schreef, zouden ze nog langer zijn want dan zou ik aan de lezer duidelijk moeten maken hoe het komt dat die ik-verteller zoveel weet. ‘In een mens’ gaat over een seksueel taboe, een verboden onderwerp en daarom is de confessionele ik-verteller ideaal. De verteller doet als het ware een biecht. Ook ‘Hotel New Hampshire’ is geschreven in de eerste persoon. Het gaat over een broer die verliefd is op zijn zus, ook een seksueel taboe. In ‘Bidden wij voor Owen Meany’ gaat het om homoseksuele gevoelens. John Wheelwright, de ik-verteller, is verliefd op Owen Meany, al zou hij dat nooit toegeven, niet aan anderen, niet aan zichzelf. Hij onderdrukt zijn gevoelens, durft niet uit de kast te komen. Sterker nog, hij heeft nooit seks gehad. In zijn geval was de ik-stem ook ideaal.

Is een personage als Billy het negatief van John Wheelwright? Billy wil namelijk met iedereen seks hebben.

Ze zijn inderdaad tegenovergesteld aan elkaar, al zijn er enkele overeenkomsten. Billy is helemaal ‘out’. Zijn stem kon ik veel makkelijker vatten omdat ze luid is en kwaad. Hij is verward als kind maar eenmaal hij erkent en aanvaardt hoe hij op seksueel vlak in elkaar zit, krijgt hij veel zelfvertrouwen. John heeft nooit enig zelfvertrouwen, hij laat zich de weg wijzen door Owen Meany. Hij is de verteller van het boek maar hij is niet het hoofdpersonage. Het ontbreekt Billy niet aan assertiviteit, een karaktereigenschap die veel biseksuelen volgens mij hebben. Ik ken behoorlijk wat bi’s en ze hebben allemaal zelfvertrouwen op overschot. Dat moet ook wel om te overleven want ze roepen wantrouwen op. Als je een biseksuele man bent, denken homo’s dat je niet helemaal uit de kast durft te komen. Vrouwen zijn al even wantrouwend tegenover een man die bi is. Wie biseksueel is en trouw wil zijn aan zichzelf moet sterk in de schoenen staan.

Billy stelt ‘We worden gevormd door onze verlangens.’ Onderschrijft u die uitspraak?

Absoluut. We hebben daar niets over te zeggen, alles ligt biologisch vast. Net zo min als we de kleur van ons haar kiezen, bepalen we of met mannen of vrouwen, of met beiden, naar bed willen. Daarom is het ook zo tragisch en oneerlijk dat de erkenning van verschillende soorten seksuele geaardheid nog steeds zo problematisch is voor velen. Het zijn niet enkel de streng gelovigen die heteroseksualiteit als de enige optie aanvaarden. Er zijn tal van individuen met onwrikbare vooroordelen, die niet aangesloten zijn bij een kerk. Meestal gaat hun afkeer van het niet-heteroseksuele verhaal samen met andere conservatieve ideeën over abortus en anticonceptie. Ik herken in de attitude van die conservatieven een regelrechte afkeer van het seksuele.

Richard Abbott, Billy’s stiefvader, verwijt Billy dat hij onverdraagzaam is tegenover mensen die niet ruimdenkend zijn. Heeft hij gelijk?

Richard heeft gelijk wanneer hij stelt dat Billy agressief is en arrogant. Richard zegt niet voor niets dat Billy de kant van Shylock kiest in Shakespeares ‘De koopman van Venetië’. Ik begrijp waarom Shylock zoveel wrok koestert. Jarenlang is hij slecht behandeld en beschimpt omdat hij een Jood is. Toen ik als kind dat stuk voor het eerst zag, begreep ik Shylock al. Dus ik kan Billy’s onverdraagzame attitude net zo goed bevatten als Richards kritiek.

Billy heeft een hoop vertrouwelingen: Miss Frost, Richard en zijn grootvader. Hoe zat dat bij u?

Ik was even bevoorrecht als Billy. De kleine stadjes in New England hebben een heel eigen karakter, ze zijn minder conservatief dan in de rest van de V.S. De dorpen en steden in New England zijn de oudste van het land en van oudsher wordt vrijheid en progressiviteit er hoog in het vaandel gedragen. In New England vinden mensen dat niemand een ander kan vertellen wat hij of zij moet doen. Een vrouw als Miss Frost, een transseksueel, zou in de jaren 1950 niet zijn getolereerd in New England indien ze afkomstig was van elders. Ze leeft echter haar hele leven al in datzelfde dorp en daarom accepteren mensen haar, of toch tot op zekere hoogte. Er was steeds een lijn die je niet mocht overschrijden. Billy’s grootvader mag zich op het theaterpodium uitleven in vrouwelijke outfits. Wanneer hij in het bejaardentehuis rondloopt in de kleren van zijn overleden echtgenote, wordt dat niet aanvaard. Er zijn journalisten die schreven dat een personage als Miss Frost niet bestond in het Vermont van de jaren 1950. Wie dat schrijft, komt niet uit New England, kent de specifieke mentaliteit er niet.

Het donkerste personage uit het boek is Kittredge. Kende u versies van deze jongeman toen u op school zat?

Hij is wreed, geeft om niemand, is nietsontziend. Toch merk je in de loop van de roman dat hij ook geleden heeft. Ik vind een personage als Kittredge interessanter dan de saaie zoon die hij achterlaat. Een grijze muis, zo oordelend, geen sprankje passie in zijn lijf. Ik zat op een privéschool in New Hampshire tijdens de jaren 1950 en sommige van mijn klasgenoten waren op seksueel vlak meer ervaren en gesofisticeerd dan de volwassenen die ik kende. Ze hadden seks met tientallen mensen voor ze 16 waren. Het duurde tot de jaren 1980, toen ik in New York woonde, dat ik mensen tegenkwam met evenveel seksuele ervaring. Ik kwam als jongen wel twintig Kittredges tegen, jongens uit diplomatengezinnen. Ze groeiden op in New York, Beiroet of Caïro. Ze hadden zoveel gezien en meegemaakt en waren extreem intimiderend.

Viel u ooit voor zo een jongen?

O ja, meer dan eens. Ze wisten het niet, ik durfde het nooit te bekennen. Ik viel ook voor vele moeders van vrienden en ook dat hield ik voor mezelf. Kittredge zegt tegen Bill dat hij diens moeder een stuk vindt, dat had ik nooit gedurfd. Tussen mijn twaalfde en mijn zestiende verbeeldde ik me bij iedereen hoe hij of zij seks zou hebben, ik had een extreem levendige verbeelding op dat vlak. Uiteindelijk bleek dat ik op vrouwen viel. Ik val al lang niet meer op mannen. Toch ben ik die vroege verliefdheden nooit vergeten. Ik vraag me af hoe mijn leven er had uitgezien, indien ik toch ooit met een jongen seks had gehad. Een schrijver keert in zijn werk terug naar het domein van zijn jeugd . Voor de meeste volwassenen zijn die vroege ervaringen of bijna-ervaringen taboe. Ze schamen zich erom en dat is jammer. Ik heb veel vrienden die gay zijn of biseksueel en ze vertelden me over hun vroege jaren, over de zelfhaat, de schaamte om hun verlangens. Ik heb hen altijd goed begrepen. Vroeger schaamde ik me ook om wat mijn verbeelding me liet zien of verzinnen. Om nog even terug te komen op de vergelijking tussen Billy en John: ik vond het veel moeilijker om me voor te stellen hoe John Wheelwright in het leven zou staan dan om me in te leven in Billy. Ik was net als Billy toen ik klein was: ik wou seks hebben met iedereen. Ik heb wel meer personages met een vreemd seksueel traject. Garps moeder heeft één keer seks, net als dokter Larch in ‘De regels van het ciderhuis’. Dat zijn pas radicale personages.

De roman heeft een lichtvoetige toon in het eerste deel, maar de lezer vermoedt dat er een sombere episode volgt, de jaren 1980 met de aidsepidemie. U lijkt te houden van verhalen die donkerder worden in de tweede helft van het boek.

Dat is inderdaad de dynamiek in al mijn romans. De lezer ziet het onheil aankomen, de personages nog niet. Ze zijn altijd onwetender dan de lezer, onschuldiger in zekere zin. Ik denk dat lezers meer geboeid zijn, wanneer ze iets ergs vrezen. ‘In een mens’ was ‘makkelijk’ in die zin dat ik het onheil niet hoefde te verzinnen. Het was onvermijdelijk om te vertellen over de jaren 1980 en de aidsepidemie. Ik herinner me hoe het was toen het startte. Ik vreesde voor mijn homoseksuele vrienden, wist dat enkelen ziek zouden worden. Wat me het meest verraste, waren de vrienden die me nooit hadden verteld dat ze met mannen naar bed gingen. Toen ze ziek werden, wist je het. Dat was een vreemde, hartverscheurende tijd. Ik schrijf over de ziekte op een realistische, visuele manier, net zoals het geweld, de seks in mijn romans altijd expliciet is. Ik vond die klinische precisie belangrijk. Indertijd keken velen van ons weg toen we de stervenden bezochten. We konden het niet aan om de fysieke aftakeling te aanschouwen. We konden de geur, de gruwel niet verdragen. Nu wou ik mijn blik niet afwenden.

****
John Irving – In een mens – vertaald door Molly van Gelder en Nicolette Hoekmeijer – De Bezige Bij – 526 blz. – 19.90 €. – oorspronkelijke titel: In One Person.

Recensie:

De titel van deze roman komt uit ‘Richard II’: ‘Zo speel ik veel personen, in één mens, en geen voldaan.’Billy Abbott is de openhartige verteller, die als kind al viel op oudere dames met kleine borsten en op jongens met lange wimpers. Zijn biologische vader kent hij niet en hij vermoedt dat zijn seksuele appetijt toe te schrijven is aan zijn vader, niet aan de moeder die walgt van Billy’s avontuurlijke ingesteldheid. ‘Een verliefdheid is nooit verkeerd,’ leert Richard Abbott aan zijn stiefzoon, een van de vele levenslessen die Billy meeneemt op zijn woelige reis. De Abbotts groeien op in en rond het theater en dat is geen toeval in een roman over maskerades en verborgen verlangens. Irving zoekt op een erg speelse manier naar overlappingen tussen de theaterstukken en Billy’s leefwereld. Het stikt van de fascinerende personages. Elaine, Billy’s beste vriendin, is een hartverscheurende creatie, net als Billy’s grootvader. Billy reist af naar Europa, naar New York. ‘In een persoon’ brengt een stuk seksuele geschiedenis zonder dat het een roman is met een agenda. In een roman als ‘Tot ik jou vind’ verloor Irving zich in eindeloos veel details. Nu gebeurt dat niet. De structuur is hechter dan ze lijkt, de toon varieert van komisch en aangrijpend tot donker. Dit boek behoort tot het beste wat Irving ooit schreef.

(Kathy Mathys)