Jonathan Coe – De afschuwelijke eenzaamheid van Maxwell Sim (De Standaard)


Praten met je gps

Jonathan Coe neemt de lezer mee van Sidney naar de Shetlandeilanden in een roman over een haast onzichtbare man.

Kathy Mathys

‘Onbijzonder. Dat moet er op mijn graf komen te staan,’ aldus Maxwell Sim, de aftersales-medewerker van een speelgoedfabriek in Watford, Engeland. Max heeft nauwelijks vrienden of hobby’s, loopt niet warm voor politiek en zijn emotionele barometer slaat nooit rood uit. Bleek, zonder pit en gespeend van elke druppel vechtersbloed: Maxwell Sim is geen personage dat je meteen aan het hart drukt. Je houdt je op veilige afstand van deze kleurloze Engelsman die verlaten is door vrouw en dochter en die al zes maanden thuiszit met een depressie. En misschien is dat maar goed ook, want zelfs Maxwell, die haast doorzichtige man, heeft kwalijke trekjes. Hij houdt de regie van zijn ontboezemingen strak in handen, vertelt niet alles en hij bespioneert zijn ex. In deze tijden gebeurt dat zonder nachtelijke achtervolgingen en verrekijkers. Max neemt een valse identiteit aan in de chatroom die zijn ex bezoekt.
Het is grappig dat Coe het grootste deel van deze roman schreef in Villa Hellebosch, de Brusselse schrijversresidentie waar hij vorig verbleef. Het is er zo stil dat je je in de negentiende eeuw waant. De woelende wereld van Facebook en YouTube lijkt er wel erg veraf. Net op deze plek werkte Coe aan een schelmenroman over de wereld waarin we leven. Een wereld waarin die nieuwe communicatiemiddelen de toon zetten. Ze zorgen ervoor dat je je territorium kan uitbreiden vanuit je luie stoel. Coe laat zijn treurige schelm-voor-de éénentwintigste-eeuw staren naar een lege inbox, kanttekeningen maken bij de beperkte waarde van Facebook-vrienden en hunkeren naar echt contact. Erg origineel zijn die bespiegelingen niet, maar dat verwacht je ook niet van een passieveling als Maxwell.
De personages die dit verhaal in de kleuren zetten, zijn Maxwells co-reizigers. Max heeft een vader in Sidney en hij spendeert dus nogal wat uren in en rond luchthavens. Daar ontmoet hij bijvoorbeeld Poppy, een meisje dat exclusieve diensten levert. Op luchthavens maakt ze audio-opnames die nadien op een cd terechtkomen. Overspeligen kunnen de omroepstem van een schone uit Singapore laten weerklinken op de achtergrond wanneer hun officiële partner hen belt, ook wanneer ze zich toevallig in het bed van een minnaar bevinden.

Coe is erg goed in de beschrijvingen van reisetiquettes en de wisselend moedeloze en uitgelaten sfeer die reizigers omgeeft. Hij laat Maxwell een autorit maken naar het andere eind van het Britse eiland. Maxwell reist naar de Shetlandeilanden, waar hij bij wijze van vriendendienst eco-tandenborstels moet promoten. Tijdens die rit wordt Maxwells eenzaamheid – zijn gps is zijn beste vriend geworden – gevaarlijk. Coe spiegelt deze reis aan die van zeiler Donald Crowhurst, een man die deed alsof hij de wereld rond ging. Hij hield zelfs valse logboeken bij. Zou dit nog kunnen in een wereld waarin je nauwelijks nog onzichtbaar kan zijn?, vraagt Coe zich af. De manier waarop Coe parallellen trekt tussen Maxwells en Donalds reis is stroef. Niet alle komische interludes zijn even hilarisch. Over het postmoderne slot zullen we verder ook maar zwijgen.

Waarom krijgt dit boek dan toch nog twee sterren? Om de mini-verhalen binnen het grotere geheel. De Poppy-episode is erg grappig. Crowhursts lotgevallen staan in een brief van Poppy’s oom aan zijn nichtje – ze vormen een prachtig kortverhaal. Aan het eind van elk van de vier hoofdstukken glippen we uit Maxwells hoofd en komt er een verhaal, gebracht door een ander personage. Zo is er één vanuit het standpunt van de ex of Maxwells vader. Die verhalen brengen verrassende wendingen, nieuwe vertelmodussen en ze laten je op een andere manier kijken naar Maxwell. Sommige lezers zullen vinden dat Coe te ver gaat in het opstapelen van verrassende wendingen. Toch zijn het net deze kleine interludes die de roman zuurstof en vaart geven.

**
Jonathan Coe – De afschuwelijke eenzaamheid van Maxwell Sim – vertaald door Otto Biersma en Willem Muilenburg – De Bezige Bij – Amsterdam – 410 blz.