Nathan Englander – Waar we het over hebben wanneer we het over Anne Frank hebben (De Standaard)

Bridgen met de beul
Nathan Englanders derde boek is meteen zijn beste. ‘Waar we het over hebben wanneer we het over Anne Frank hebben’ is een van de meest beklijvende verhalenbundels van 2012.
Kathy Mathys
In zijn eerste bundel ‘Verlost van vleselijke verlangens’ (1999) bleef Nathan Englander, die opgroeide in een Joods-orthodox milieu in Long Island, dicht bij huis. Zijn personages worstelden met religieuze plichten, verzeilden in groteske situaties. Englander schilderde een kleine, komische, a-politieke wereld. Dat is wel anders in  ‘Waar we het over hebben wanneer we het over Anne Frank hebben’, waarin humor een onmisbaar ingrediënt blijft, maar waarin Englander zijn speelterrein oprekt en de politiek niet schuwt. Het begint al in het titelverhaal dat refereert aan Raymonds Carvers  ‘Waarover wij praten als wij over de liefde praten’. Twee koppels zien elkaar na jaren terug, beginnen ’s middags aan een wodka- en weedsessie en krijgen zo nieuwe inzichten in hun huwelijk. Het grappige is dat het ene echtpaar chassidische Joden zijn die de V.S. ruilden voor Israël. Ze noemen Israël ‘het meest stonede land ter wereld’ en het gemengde huwelijk ‘de Holocaust die nu aan de gang is’. Englander imiteert het kale realisme van Carver in dit openingsverhaal dat de toon zet voor een bundel vol grijstinten en (politiek) onbehagen. Zelfs zijn meest groteske personages, die met de meest onwrikbare standpunten, krijgen van Englander de ruimte om hun verhaal te doen.
Nederzettingen
Behalve in het Carver-verhaal koos Englander voor een stijl die het midden houdt tussen realisme en parabel. Met hun magische toetsen en fabelachtige wendingen herinneren deze vertellingen aan het werk van Nikolaj Gogol en Isaac Bashevis Singer. Het indrukwekkende ‘Zusterheuvels’ begint in 1973, wanneer twee bevriende Joodse families twee steden stichten op de Westelijke Jordaanoever. Rena verliest haar zonen en echtgenoot in de oorlogen. Wanneer haar laatste zoon, een homo die niets te maken wil hebben met de nederzetting, verongelukt, trekt Rena naar de heuvel waar haar oude vriendin woont die ooit een ingrijpende belofte deed. Englander maakt van dit particuliere verhaal een geslaagde politieke allegorie en hij beschrijft de onwezenlijke sfeer in de nederzetting. Het is er niet echt oorlog, ‘alleen maar traangas, stenen en rubberen kogels’. In 2011 kopen steeds meer IT’ ers een huis op de heuvel omwille van het belastingvoordeel. De nieuwe inwoners van wat een slaapstad is geworden, bekijken de oude kolonisten met een scheef oog. Englander veroordeelt zijn personages niet, zelfs niet wanneer hun wraakgevoelens hen aanzetten tot misdaad, zoals in ‘Kamp avondschemer’. Daarin krijgt een organisator van zomerkampen voor dementerende volwassenen twee Joden over de vloer die beweren dat hun bridgepartner een voormalige Nazicommandant was in het concentratiekamp waar ze zaten. Dit is het soort verhaal dat makkelijk zou kunnen ontsporen. Englander behoudt de controle en laat dit hilarische kortverhaal uitmonden in een bevreemdende, onvergetelijke finale.
Buurtoorlog
In zijn roman ‘Het ministerie van buitengewone zaken’ liet Englander zijn personages de vraag stellen of je je aan het verleden kan onttrekken. Hier verbreedt hij die thematiek. Wat als je, zoals de ik-verteller in ‘Alles wat ik weet over mijn familie van moederskant’, geen glorieuze verhalen hebt over je voorouders? Of wat als je je zozeer vastklampt aan gruwelijke Holocaustherinneringen dat je identiteit ermee samenvalt? ‘Gratis fruit voor jonge weduwen’ is misschien wel het moeilijkste verhaal in deze context. Het is een filosofisch raadsel over schuld en wraak dat felle discussies zal uitlokken onder lezers. Een van de sterkste verhalen uit de bundel is ‘Hoe we de Blums wreekten’ over een groep Joodse jongens op Long Island die hun gepeste vriend willen wreken. De Antisemiet, zoals de lokale bullebak wordt genoemd, blies de brievenbus van de Blums op met een M-80 en hij klopte de zoon van het gezin tot moes. De Joodse buurtkinderen gaan op ‘trainingskamp’ bij een Russische dissident. Hun wraakoefening laat een wrange nasmaak, vooral wanneer ze ‘oefenen’ op en Aziatisch jongetje uit de straat. Ten slotte bevat deze collectie twee verhalen met ronduit surrealistische kantjes. In ‘Peepshow’ gooit een getrouwde, aanstaande vader muntjes in de gleuf, om niet enkel beelden te zien van een bloedmooie danseres maar ook van zijn rabbi, psychiater en echtgenote. ‘De lezer’ voert een oude schrijver op die lezingen houdt voor lege zalen. Eén fan volgt hem van stad naar stad in dit verhaal over het moderne schrijverschap, waarbij de lezer ‘circuskunstjes’ verwacht van de auteur.
In een stijl die soberder is dan in eerder werk laat Englander de lezer lachen en de wenkbrauwen fronsen. De vraagstukken over identiteit, wraak, wrok en schuld zijn complex. Toch hebben deze verhalen een lichtheid en elegantie die zeldzaam is.
****
Nathan Englander – Waar we het over hebben wanneer we het over Anne Frank hebben – Anthos – vertaald door Paul Bruijn en Nicolette Hoekmeijer – 215 blz. – 15 €.