Donna Tartt – Het puttertje (De Standaard)

In de ban van de vink
Publicerend met een tussenpauze van tien jaar is Donna Tartt aan haar derde roman toe. ‘Het puttertje‘ is een verhaal over obsessie, liefde en schuld.
Kathy Mathys
Ruim twintig jaar geleden was ‘De verborgen geschiedenis‘ de bestseller waar niet aan te ontkomen viel. Dat had je ook niet gewild. Het boek was zo meeslepend, briljant en onthutsend dat het je uit je slaap hield. Dan, in 2003, was er ‘De kleine vriend’, minder strak, trager, maar erg bedwelmend en prachtig geschreven.
‘Het puttertje’, waarin het 17e-eeuwse gelijknamige schilderij van de Nederlander Carel Fabritius centraal staat, is met zijn 927 bladzijden een ferme klepper. Het is Tartts versie van een Dickensroman, iets wat ze onderkent met verwijzingen naar onder andere het beroemde Dickenspersonage, Artful Dodger.
Van Siri Hustvedt is bekend dat ze urenlang schilderijen kan bestuderen, dat ze het kunsthistorici en curatoren kwalijk neemt dat ze niet aandachtig genoeg kijken. Een schilderij mag dan statisch lijken, wie er de tijd voor neemt, ziet de beelden tot leven komen en verliest zich haast in de wereld op het doek. Theo Decker is zo iemand voor wie de aanblik van een bijzonder schilderij grenst aan de religieuze ervaring. Kunstwerken vormen de brug tussen vroeger en nu, ze zijn wat er rest uit lang vervlogen tijden. Van Fabritius, leerling van Rembrandt en leermeester van Vermeer, bleef enkel ‘Het puttertje‘ bewaard, een klein schilderij waarop een vink staat afgebeeld.
De dertienjarige Decker overleeft een terroristische aanslag in een New Yorks museum en neemt, in de chaos en verbijstering, ‘Het puttertje‘ mee. De moeder van de jongen overlijdt in het museum en daardoor wordt Decker technisch een wees. Zijn vader, ooit B-acteur in Hollywood, is een aan alcohol verslaafde man die moeder en zoon liet stikken. Vlak voor de aanslag werd Decker betoverd door een meisje dat ook de gruwelen zal overleven, Pippa. Zij wordt zijn grote onbereikbare liefde.
De grote vragen
Tartt voert haar jonge held, die net als Richard Papen uit ‘De verborgen geschiedenis’ terugblikkend zijn verhaal vertelt, naar het huis van een vriendje op Park Avenue. Wie Park Avenue zegt, zegt oude rijkdom, appartementen met dure tapijten, verveelde vrouwen die hun dagen vullen met liefdadigheid en operamatinees. Na de wervelende start zakt ‘Het puttertje‘ hier voor het eerst in. Tartt neemt wel erg veel tijd om het Park Avenue-wereldje te schetsen. Decker vindt Pippa, een echte wees die bij antiekhandelaar Hobie inwoont, terug.
Deckers leven is er een van plotse breuken en omwentelingen. Zijn vader duikt op, neemt hem mee naar Las Vegas, een plek die met zijn schelle licht, zijn woestijnleegte zo anders is dan New York. Hier krijgt Tartts proza een injectie dankzij de komst van Boris, een al net zo beschadigde en eenzame jongen als het hoofdpersonage. De twee glijden af in een zelfdestructieve alcohol- en drugtrip, die Tartt overtuigend brengt. Ze is ook erg goed in de textuur van haar contrasterende werelden, de details van het licht.
Het is pas halverwege het boek dat ‘Het puttertje’, heimelijk meegetroond naar de gokstad door Decker, een groot probleem begint te worden, dat er geruchten beginnen te circuleren over het  schilderij dat in de aanslag zou zijn vernietigd. Dan wordt het verhaal spannender, al is dit boek in veel mindere mate een thriller dan ‘De verborgen geschiedenis‘.
Tartt laat de getormenteerde en zwaar getraumatiseerde Decker de grote vragen tackelen. Wat heeft het leven voor zin? Is er zoiets als lotsbestemming of enkel betekenisloze chaos? Volg je in het leven beter je hart dan je verstand? Wat is schoonheid en hoe troost ze de mens? Tartts hoofdpersonage is overtuigend en – minstens zo belangrijk – de schrijfster laat je begrijpen wat het schilderij voor hem betekent, waarom hij er zo geobsedeerd door is.
Dit is Tartts derde roman over iemand die haast ten onder gaat aan een geheim, iemand voor wie het vertellen van de gebeurtenissen zoiets is als een vergeefse biecht. In vergelijking met de twee voorgangers is ‘Het puttertje‘ thematisch even rijk. Alleen zijn er momenten – ook na Park Avenue – waarop het verhaal te langdradig is, waarop de dialogen te lang doorgaan. De afwikkeling in Amsterdam is niet spannend genoeg. Ook slaagt Tartt er niet helemaal in om Theo’s liefde voor Pippa overtuigend te brengen. Zij is een zwakke schakel in het geheel. Dit alles maakt van ‘Het puttertje’ een indringende roman, maar het is niet het feilloze meesterwerk dat Tartts eersteling was.
***

Donna Tartt – Het puttertje – vertaald door Sjaak de Jong, Paul van der Lecq en Arjaan van Nimwegen – De Bezige Bij – 927 blz. – oorspronkelijke titel: The Goldfinch.