Hilary Mantel – Een veiliger oord. Deel 1: vrijheid (De Standaard)

Een wereld vol hoop
In 1974 begon Hilary Mantel aan een roman over de Franse revolutie. ‘Een veiliger oord‘ laat in veel opzichten de grootse Mantel van de Cromwell-trilogie zien.
Kathy Mathys
Dit is niet het eerste boek dat Hilary Mantel publiceerde, wel het eerste dat ze schreef. Beginnen met een 900 pagina’s tellende roman over de Franse revolutie: het laat zien dat de schrijfster altijd ambitieus is geweest. Bij het lezen van ‘Een veiliger oord’ merk je dat de schrijfster van ‘Wolf Hall’ en ‘Het boek Henry’ zich net zo diep heeft ingegraven in de Franse achttiende eeuw als in het Tudortijdperk. In de inleiding vertelt Mantel dat ze er destijds voor koos om het verhaal te vertellen vanuit drie mannen uit de middenklasse en ze voegt eraan toe: ‘Die keuze lijkt nu moeilijker te rechtvaardigen.’ De allerarmsten, zij die vechten om een stuk beschimmeld brood, krijgen geen stem. Tenminste, die krijgen ze niet in het eerste deel van dit boek dat nu in het Nederlands verschijnt en de ondertitel ‘Vrijheid‘meekrijgt. In het Engels verscheen ‘A Place of Greater Safety’ in 1993 als één boek; Mantels Nederlandse uitgever maakt er, in de geest van de Cromwell-boeken, een trilogie van.
Mantel beweegt soepel tussen de drie huishoudens van haar aanstaande revolutionairen. Daarnaast zijn er scènes aan het hof, in vergaderzalen, cafés.
Onderkoeld en messcherp
Camille Desmoulins is het meest intrigerende personage, het meest rusteloze., Geboren in Guise, in een huis waar ‘de zwavelige lucht van ophanden zijnde familieruzies’ hangt, groeit Desmoulins op als het zorgenkind van zijn vader die het gevoel heeft dat zijn baby hem ‘nogal koeltjes opneemt‘.Desmoulins wordt later een van de kopstukken van de Cordeliers, de radicaal linkse revolutionairen.
Mantel begint het verhaal van haar twee andere revolutionairen ook bij hun eerste adem. George-Jacques Danton, later ook een prominente Cordelier, heeft wrede littekens in zijn gezicht dat werd open gehaald door stierhoorns. De doodskist stond al klaar in de schuur, maar de jongen kwam er bovenop.
In Arras is Maximilien de Robespierre de liefdesbaby van zijn nog ongehuwde ouders. Zijn moeder sterft vroeg, zijn vader laat het gezin in de steek. De Robespierre is tenger en iel, maakt geen vrienden op het Louis-Le-Grand, de Parijse kostschool waar ook Desmoulins en Danton zitten.
In de openingshoofdstukken is Mantel veel meer de vertellende, samenvattende auteur dan in ‘Wolf Hall’. Je leest zinnen als ‘In 1768 dook François de Robespierre na een afwezigheid van twee jaar op in Arras.’ Toch vind je op elke bladzijde frasen waarvan je denkt: typisch Mantel. Deze bijvoorbeeld: ‘Wanneer ze sprak, waren haar woorden net klauwtjes die zich vastzetten.’ Dit zou niet misstaan in een beschrijving van iemand uit de entourage van Henry VIII.
De onderkoelde observaties, de messcherpe stijl, het zit er allemaal in, en toch is er een gigantisch verschil met de Tudor-trilogie, een verschil dat Mantel aanstipt in haar inleiding. Haar hoofdpersonages zijn vol hoop, ze kijken uit naar een nieuwe wereldorde. ‘Ik zou niet meer kunnen schrijven, niet meer in mezelf kunnen voelen, wat die jonge mensen voelden,‘ aldus Mantel. Cromwells motieven zijn obscuurder, veelgelaagder en, het dient gezegd, intrigerender dan die van de vrijheidsstrijders.
De grillen van Marie-Antoinette
De manier waarop Mantel in- en uitzoomt maakt indruk. Net als Joke van Leeuwen in ‘Feest van het begin‘ laat ze haar blik glijden over de Parijse straten, piept ze binnen bij grafdelvers, bakkers en cafébazen. Anders dan van Leeuwen streeft Mantel naar een zekere volledigheid. Daarbij klinkt ze soms als een kroniekschrijver die het ontslag van alle ministers van financiën te boek stelt, elk opstootje. Ze schrijft over een koning die ‘hoopte fouten te vermijden door geen beslissingen te nemen‘, klinkt heerlijk ironisch over de jurken en grillen van Marie-Antoinette.
Het is niet allemaal even nieuw voor de lezer. Wat Mantel vooral toevoegt is de intensiteit van de beleving. Ze laat je proeven hoe het was om in Parijs te zijn in die jaren dat de ontevredenheid groeide, tot er geen houden meer aan was. Veel van de gesprekken vinden binnenskamers plaats want Mantel is geïnteresseerd in macht en allianties, hoe ze muteren, vorm krijgen. Net als in haar andere werk is Mantel steengoed in de beschrijving van ziekte en dood. Haar ironie, zo vitaal en essentieel in de Cromwell-trilogie, is hier ook onmiskenbaar aanwezig. En daar wringt het wel eens. De sardonische toon en ironie passen uitstekend voor de beschrijvingen van het hof, van aanstellerige graven en decadente prinsen. Ze passen minder bij de Robespierre van wie de kostschoolleraren zeggen dat hij altijd de waarheid spreekt. De Robespierre blijft schimmig, is hier nog niet in zijn rol gegroeid. Qua psychologische diepgang kan hij absoluut niet tippen aan Mantels Thomas Cromwell.
‘Een veiliger oord’ is daarom sterk maar niet zo briljant als vijfsterrenboek ‘Wolf Hall’. Deel één, overigens uitstekend vertaald, eindigt met de bestorming van de Bastille.
****
Hilary Mantel – Een veiliger oord. Deel 1: vrijheid – vertaald door Ine Willems – Signatuur – 272 blz. – 19.95 €.