Siri Hustvedt interview (De Standaard)


Verhalen voor hoofd en hart

In Het verdriet van een Amerikaan laat Siri Hustvedt zien hoe een ideeënroman vol intellectuele kronkels toch heftig kan beroeren.

Kathy Mathys

Net als Inga Davidsen uit haar nieuwe roman is Siri Hustvedt een grote, wat fragiel uitziende vrouw. Ze wikt en weegt haar woorden en barst op de meest verrassende momenten uit in een heldere klaterlach. Haar antwoorden zijn bezield en alles aan deze bijzondere vrouw laat vermoeden hoezeer ze verknocht is aan woorden en verhalen.
Vijf jaar geleden was Hustvedts derde roman Wat me lief was één van de hoogtepunten van het literaire jaar. Hij vertelde over 25 jaar uit het leven van universiteitsprofessor Leo Hertzberg. De roman speelde in academische en artistieke kringen in New York. Hustvedt maakte geregeld kunsthistorische en filosofische zijsprongen.Toch was het geen taai, puur intellectualistisch boek. Meer nog, het had een zeldzame emotionele slagkracht en kroop diep onder de huid.
Met Het verdriet van een Amerikaan brengt Hustvedt opnieuw een veelgelaagde, ambitieuze roman vol filosofie, kunst en wetenschap. Gelukkig weet ze ook deze keer wonderwel de balans te houden tussen gevoel en verstand. Dat het niet enkel een intellectueel prikkelend boek werd, is vooral te danken aan de innemende personages.
Na de dood van Lars Davidsen rommelen zijn kinderen, filosofe Inga en psychiater Erik, in zijn papieren. Ze vinden een cryptische brief over een geheim dat hun vader meenam in zijn graf. Inga en Erik zijn geïntrigeerd en beginnen de memoires van hun vader te lezen. Ze ontdekken hoezeer Lars en zijn familie, die in Minnesota woonden, leden onder de depressie en de Tweede Wereldoorlog. Voor Lars’ memoirecitaten putte Hustvedt uit de nagelaten dagboeken van haar eigen vader, Lloyd Hustvedt. Ze citeert hem verbatim:
‘Voor mijn vader stierf, vroeg ik hem of ik zijn memoires mocht gebruiken voor een roman, die door mijn hoofd spookte. Ik ben wel pas beginnen te schrijven na zijn dood. Daarvoor was dat toch te moeilijk. Mijn vader ging meteen akkoord. Meer nog, hij vond het een mooi idee. Ik denk dat het hem gelukkig maakte om op die manier een beetje verder te leven. Ook ik hoop met dit boek mijn vader levende te houden. Dit is een roman waarin mensen begraven worden en waarin de doden spreken. Het vloeit allemaal voort uit mijn vaders dood.’
Voor ze naar New York verhuisde om er aan Columbia University te studeren, groeide Hustvedt op in een dorpje in Minnesota, waar veel Noorse migranten leefden. Haar vaders vader ruilde het bergachtige Noorwegen voor ‘het weidse vergezicht met maïs- en sojavelden, het kale stuk weg dat naar de horizon liep (…)’. Lloyd Hustvedt leerde zijn vrouw kennen in Oslo en nam zijn Noorse bruid mee naar het vlakke en lege Minnesota. Hustvedt herinnert zich het huis waar haar vader opgroeide nog goed. Het had geen waterleidingen, er was enkel een pomp in de voortuin. Samen met haar drie zussen speelde Hustvedt vaak rond die roestige pomp.
‘Ik hield van mijn grootouders’ huis. Ik heb het verbeeld in het boek, het speelt een belangrijke rol. Mannen van mijn vaders generatie waren meestal niet nauw betrokken bij de opvoeding van hun kinderen. Bij ons thuis was dat helemaal anders. Ik had een heel aanwezige, liefdevolle vader. Hij hield ervan om papa te zijn, denk ik, ook al had hij veel werk als universiteitsprofessor. Ondanks mijn vaders aandacht voor ons had ik toch de indruk dat hij tal van dingen niet met ons besprak. Hij had het nooit over de depressie van de jaren 1930 of over de oorlog, waarin hij vocht en trauma’s opliep. Misschien besprak hij die dingen wel met mijn moeder, ik weet het niet.
Mijn vaders memoires bevatten echt prachtige passages. Hij schreef veel minder droog en academisch dan de meeste professoren. Het stukje waarin hij beschrijft hoe hij de pluisjes van mijn moeders truitje plukt en dan beseft dat hij haar liefheeft, is echt verbijsterend.’
Het verdriet van een Amerikaan probeert een flard van de ziel van het oude, nu verdwenen Minnesota te vatten. Hustvedts vader leefde in een gemeenschap, waar paarden nog sleeën voortrokken. Van dat kleinschalige leven is nog weinig over:
‘Mijn vader nam die wereld met hem mee. Hij had heel veel interesse voor pioniersverhalen. Jarenlang archiveerde hij documenten van Noorse pioniers, van recepten tot krantenknipsels. Enkele weken geleden was ik terug op de plek, waar mijn zussen en ik opgroeiden. Mijn moeder verkocht het ouderlijke huis en leeft nu in een bejaardenflat. Ik hield een lezing in het tehuis en selecteerde een passage uit het boek over de oude boerderij van mijn grootouders. Het publiek was dolenthousiast. Achteraf stapte een vrouw van 102 op me af en zei me hoezeer het fragment haar deed denken aan haar kinderjaren.
Mijn vroegste herinneringen aan Minnesota verbind ik met het Noors, de taal die ik de eerste jaren sprak. Mijn moeder vertelde verhaaltjes in het Noors. Ze hield veel van een ankedote over een Noorse boer in Minnesota die zoveel heimwee had naar zijn bergachtige moederland dat hij een berg maakte van rotsblokken. Ook mijn grootmoeder was een vertelster. Ze was dol op Dickens en las hem aan me voor in het Noors. Mijn moeder, Ester, werd genoemd naar een personage uit Dickens’ Bleak House. Grappig eigenlijk om te bedenken dat die link met Dickens zich voortzette van moeder op dochter en kleindochter. Zelf schreef ik een dissertatie over Dickens aan Columbia.’

Waarheid en verzinsels

Hustvedt gebruikte haar vaders geschriften maar ze schreef geen biografie. Ze beklemtoont het fictionele karakter van haar verhaal:
‘Dit is niet de memoire van Lloyd Hustvedt. Zijn schrijfsels gebruik ik in een fictioneel werk. Mijn hoofdpersonage is een man, terwijl mijn vader helemaal geen zonen had. Mijn roman bracht me dichter bij mijn vader, maar hij beantwoordt niet netjes alle vragen over zijn leven. Aan het einde zijn er minstens zoveel enigma’s als bij het begin. Ik zou dit boek zelfs een anti-mysterieroman willen noemen. Erik en Inga zullen hun vader nooit ten gronde kennen. Dit is een roman over leemtes en over de erkenning en aanvaarding van die leemtes.’
Samen met Inga ergert Hustvedt zich aan de verheerlijking en ophemeling van ‘waargebeurde verhalen’. Dat veel lezers of kijkers niet houden van kunst waarin fictie en non-fictie niet keurig gescheiden blijven, vindt ze al even vervelend:
‘Volgens mij weten veel mensen wel dat zogenaamde reality tv sterk georchestreerd is. Toch trekt het etiket ‘gebaseerd op ware feiten’ veel toeschouwers aan. Ik geloof nochtans dat je met fictie veel dichter bij de emotionele waarheid kan komen dan met ‘echte verhalen’. Als fictieschrijver heb ik ook het gevoel vrijer te zijn. Je kan meer ongehinderd tot de kern van de zaak doordringen. Dat je daarbij uit je eigen leven of dat van dierbaren plukt, is haast onvermijdelijk. Veel grote kunst mengt waarheden en verzinsels.’
In haar uitstekende essay Yonder uit 1998 (opnieuw verschenen in 2006 in de collectie A Plea For Eros) heeft Hustvedt het over haar Minnesota-jaren en literatuuropvattingen. Volgens haar zijn er twee soorten schrijvers, ‘zij die alles in een verhaal stoppen en zij die veel weglaten’. Wat voor auteur is zij zelf?
‘In mijn eerste twee romans liet ik heel veel weg. De blinddoek en The Enchantment of Lily Dahl waren sobere, modernistische verhalen. Sinds Wat me lief was vaar ik een andere koers. Eigenlijk had Lily Dahl ook al een filosofische insteek maar het bleef zeer onder de oppervlakte, nu gebeurt het explicieter. Toch denk ik dat Het verdriet van een Amerikaan nog veel onuitgesproken laat. Het had net zo goed een roman van 800 pagina’s kunnen zijn.’
Inga en Erik zijn New Yorkse intellectuelen die met hun vrienden en collega’s discussiëren over kunsttheorie, psychiatrie, neurobiologie en letteren. Toch harmonieert de cerebrale component perfect met de emotionele. Hustvedts karakters praten niet uit ijdelheid over hooggestemde onderwerpen. Hun gesprekken vormen een heel natuurlijke uitvloeisel van de thema’s en bekommernissen in Hustvedts werk. Het verdriet van een Amerikaan is een roman over de nagenoeg vergeten stemmen van de doden en over sombere geheimen uit het verleden. Hustvedt was altijd al gefascineerd door herinnering en geheugen:
‘Ik heb altijd geloofd dat geheugen en verbeelding een twee-eenheid vormen. Onlangs las ik een wetenschappelijk artikel dat dat leek te bevestigen. Het vertelde hoe mensen die schade oplopen aan het deel van de hersenen dat cruciaal is voor herinneren, minder goed in staat zijn om iets te verzinnen. Ze dienden een imaginaire marktplaats te beschrijven en deden dat veel minder gedetailleerd en fantasievol dan gezonde mensen. Ik geloof ook heel erg in Freuds idee van ‘Nachträglichkeit’. Onze herinneringen zijn veranderlijk, muteren voortdurend onder invloed van het heden. In mijn werk integreer ik die ideeën maar niet op een geforceerde manier. Mijn protagonist is een psychiater dus is het logisch dat ik samen met hem de menselijke psyche verken.’
Als vijftienjarige las Hustvedt voor het eerst iets van Sigmund Freud. Al begreep ze er toen weinig van, ze was wel gebeten en ze bleef hem lezen:
‘Ik ben geen freudiaan maar ik vind wel dat hij heel veel zinvolle, prachtige dingen schreef. Veel van zijn ideeën worden nu door bevindingen in de harde wetenschap bevestigd. Ik heb ook het werk van andere psychoanalytici uitgespit: Melanie Klein, Anna Freud enzovoort. De laatste jaren groeide ook mijn interesse voor neurologie. Ik heb al lang last van migraines. Ik vroeg me steeds af: wat is er toch aan de hand in mijn hoofd? Zo ben ik bij de positieve wetenschappen terechtgekomen. Het is jammer dat psychoanalytici en neurlogen niet vaak samenwerken, al komt daar toch geleidelijk verandering in. Ik ben ervan overtuigd dat er geen ander leven is na dit. Toch vind ik wetenschappelijke theorieën die de mens herleiden tot cellen, zenuwen en weefsel te eng. De ons omringende cultuur vormt onze geesten en onze lichamen. We zijn meer dan stof en as.’
Hustvedt volgt wetenschappelijke conferenties van psychiaters en neuropsychoanalytici. Ze geeft ook schrijfworkshops aan de inwonende patiënten van Payne Whitney Psychiatric Clinic:
‘Ik ga er wekelijks heen en mis het zeer, nu ik tot begin juli in Europa rondreis. Mijn interactie met de patiënten heeft Het verdriet van een Amerikaan sterk beïnvloed. Niet dat ik over specifieke patiënten schrijf, zo werkt het niet. Ik heb een enorme bewondering en een diep respect voor mijn cursisten en ben van plan om een essay te schrijven over hen. Uiteindelijk zal dat deel uitmaken van een non-fictiewerk, waarmee ik momenteel bezig ben. Het zal The Shaking Woman or a History of My Nerves heten. Daarin schrijf ik over mijn neurologische problemen. Het zal een kruising zijn tussen memoire en medische geschiedenis. Hoe werkt psychiatrische diagnose? Hoe evolueerde psychiatrie door de jaren heen? Dat soort vragen onderzoek ik.’

Pionier in New York

Al hebben Hustvedts romans een essayistisch kantje, het ontbreekt hen nooit aan emoties en kippenvelmomenten. Hustvedt heeft geen uitstaans met kunst of literatuur die geen gevoel losmaakt:
‘Emotie is de kracht die van alle grote kunst uitgaat. Ik heb boeken gelezen waarvan ik me de plot niet meer herinner. Wat ik wél nog weet, is welke gevoelens ze bij me opriepen. Boeken of schilderijen die geen emotionele respons uitlokken, zullen de tand des tijds niet doorstaan, denk ik.’
Hustvedt is niet alleen een bewonderenswaardige romancier, ze schrijft ook fijnzinnige essays over – onder andere – schilderkunst. Haar Mysteries of the Rectangle: Essays on Painting is een absolute aanrader. Hustvedt is gefascineerd door wat er te zien is op het doek. Kunstenaarslevens boeien haar evenzeer. In de meeste van haar romans duiken artiesten op. Het zijn niet altijd de meest stabiele figuren:
‘Er lopen veel gestoorde artiesten rond in mijn boeken. Kunstenaars hebben sowieso voyeuristische trekjes, net als schrijvers. Sommigen drijven het echter te ver, Jeffrey Lane in Het verdriet van een Amerikaan, bijvoorbeeld. Zijn voyeurisme heeft agressieve en vijandige trekjes. Het beangstigt de mensen die hij fotografeert. Daarnaast heb je het personage van Max Blaustein, Inga’s overleden echtgenoot. Hij was een cultauteur die past binnen een lange traditie van Amerikaanse macho-schrijvers. Zijn superieure talent was onmiskenbaar maar zijn narcisme vernietigde mensenlevens.’
Er lopen opvallend veel mannen rond in Hustvedts nieuwe roman. Net als in Wat me liefs was, kiest de schrijfster voor een mannelijk hoofdpersonage:
‘Mijn eerste twee romans hadden vrouwelijke hoofdfiguren, daarna was het tijd voor iets anders. Ik vond het heerlijk om ‘een man te zijn’ in Wat me lief was. Daarom besloot ik om het nog eens over te doen. Alleen koos ik nu voor een jongere, meer viriele man. Ik merkte dat mannelijke protagonisten over meer autoriteit kunnen beschikken. Dat was boeiend. Toch zal mijn volgende roman opnieuw een vrouw op het voorplan voeren. Mijn laatste is een echt vader-zoonboek, nu wil ik me meer verdiepen in moeders en dochters. Dat ik me zo makkelijk kan inleven in mannen gaat terug tot mijn kindertijd. Mijn zusjes en ik deden voortdurend rollenspelen en we kropen dan ook in de huid van mannen.’
Het New York uit De blinddoek is niet meer. De metropool kreeg een heel ander aangezicht sinds de jonge Hustvedt het vertrouwde Minnesota in 1978 voorgoed ruilde voor de verre grootstad:
‘In De blinddoek beschrijf ik een ruiger, gevaarlijker New York. Toen ik er dertig jaar geleden aankwam om te studeren, was de stad heel anders. Ik was behoorlijk arm en leefde in een piepkleine flat in een buurt die niet heel kosjer was. Weet je dat ik niemand in New York kende toen ik er aankwam? Ik had niet één telefoonnummer. Dus eigenlijk was ik, net als mijn voorouders, een –zij het dan bescheiden – pionier. De eerste jaren waren niet makkelijk.’
Hustvedt leerde in 1981 auteur Paul Auster kennen, met wie ze al jaren gehuwd is. Het paar woont in Brooklyn. Hustvedt is dol op New York:
‘Ik zou geen zin hebben om elders te gaan wonen. Het is een bruisende plek vol diversiteit en ambiguïteit. In mijn werk hoop ik ook een glimp van de eeuwige metamorfoses van de stad te kunnen weergeven. 9/11 ligt nu al enige jaren achter ons. Toch worden mensen snel emotioneel, als het onderwerp weer te sprake komt. Omdat Het verdriet van een Amerikaan een boek is over trauma’s, komt het ook daarin aan bod. Daar kan je als New Yorker niet omheen.’

***

Siri Hustvedt, Het verdriet van een Amerikaan, vertaald door Marian Lameris en Liesbeth Teixeira de Mattos, De Bezige Bij, Amsterdam, 348 blz. Oorspronkelijke titel: The Sorrows of an American.